Culinair Ontdekt: Drop

Nick Trachet
© Brussel Deze Week
18/08/2011
Enkele van de eigenaardigste smaken die een mens eet of drinkt voor zijn plezier, moeten wel in de familie van de drop te zoeken zijn. Hier in België is drop een vrij weinig populair snoepje, maar in de Vikingenwereld is dat wel anders.

Drop is een Nederlands woord dat sinds eeuwen 'druppel' betekent. Een druppel hoeft niet noodzakelijk van een vloeistof te komen; het kan ook van gom, sap of hars, stroperige dingen die hard worden als druppels op het tafelblad. Daarom zijn dropjes (in het Engels spreekt men ook van drops) al heel lang alle soorten kleine bolletjes van medicijn of snoep.

Vandaag kennen we drop meer bepaald als bereidingen op basis van het sap van zoethout. Zoethout is geen hout, maar de gedroogde wortel en wortelstok van een doorlevend kruid uit de bonenfamilie, Glycyrrhiza glabra L. In ons taalgebied hebben we voor de smaak van drop dat druppel-woord geleend, maar in andere talen is men van de Griekse wetenschappelijke naam uitgegaan, die '(gladde) zoete wortel' betekent. Glukurhiza werd in het Engels verbasterd tot liquorice, een woord dat dus niets met likeur te maken heeft. In het Noors werd het lakris en in het Frans réglisse. In het Brussels spreekt men van kalisj. Ik zie voor dat woord enkel een oorsprong in het Franse calisson, een snoepje dat lang geleden bij het buitengaan van de kerk werd uitgedeeld door de pastoor, uit een kelk (calice).

Er komen dropplanten in verschillende soorten voor over heel de wereld. Overal heeft men er wel gekauwd. Vóór de beschikbaarheid van goedkope suiker in onze streken was zoethout een van de weinige zoete stoffen in de voorraadkast. Het weefsel en vooral de schors bevatten vier procent glycyrrhizine, een stof die vijftigmaal zo zoet zou zijn als suiker. Ik heb me overigens altijd afgevraagd hoe men zoiets vergelijkt.

Men kan het 'hout' nog altijd kopen in de betere snoepwinkel, maar in onze technologische traditie is men hier al sinds de late middeleeuwen de smaakstoffen gaan extraheren en concentreren. Dat leidde tot de drop zoals we die vandaag kennen. Ik herinner me als ontdekkende jonge man nog een piepklein winkeltje aan de Kolenmarkt, vlak naast de Goede Bijstandskerk. Men verkocht er nog grote klompen zwarte drop, waarschijnlijk om verder te laten verwerken door beroepssnoepmakers. Het zag er allemaal behoorlijk indrukwekkend uit.
Drop heeft veel toepassingen. Naast zoet smakende glycyrrhizine bevat de plant ook nog allerhande geurige stoffen zoals anethol, dat ook in anijs voorkomt. Het is heel lang gebruikt als geneesmiddel, om zijn bijzonder sterke geur, maar dat is niet altijd een bewijs van nuttigheid. Van alle claims rond deze plant zijn er maar weinig overeind gebleven. Als er al een werking is, dan is die in elk geval niet spectaculair. Mensen met een hoge bloeddruk wordt geadviseerd niet te veel zoethout en drop te eten. Wie van drop houdt, voelt zich er natuurlijk wel behaaglijk mee, wat al een medicijn op zich is.

Drop is dus vooral een smaakkruid. Behalve in snoepjes wordt het in verschillende drankjes gedaan. Men brengt er wodka mee op smaak en in Engeland werd (wordt?) het gebruikt om stoutbier te kruiden. Bepaalde overzoete bruine bieren werden in mijn omgeving trouwens altijd al afgedaan als 'kalisjesap'. Dat laatste is in de oorspronkelijke betekenis een volksdrank die ook bij ons bekend was. Mijn moeder vertelt nog hoe ze als kind zoethout (elders: een stuk zwarte drop) in water schudde om een drankje te maken voor de vriendinnen. Drop haalde ook muffe smaakjes uit de drinkbussen van de arbeiders. Kennissen van een zekere leeftijd vertellen mij over bouwarbeiders die hun een slok van hun 'coco' aanboden ter verfrissing in de zomer. Een lezer bracht mij zelfs dergelijke oplosdrop mee uit Frankrijk. Het flesje komt van een stokoud bedrijf en heet Antésite. Dat goedje bestaat in verschillende bijsmaakjes, en met enkele druppeltjes geef je een glas water wat meer pit. Niet slecht eigenlijk. De mijne was van drop met munt.

Wat ze in andere landen met drop uitspoken, ligt bij de grenzen van het eetbare. Dropveters zijn hier nog bekend, maar u hebt toch ook al die designwondertjes aanschouwd die men Engelse drop noemt (all­sorts in het Engels)? Ballen en kubussen in roze, wit en zwart, staven en schijven die niets meer met natuurlijk eten te maken hebben. Wonderlijk, ze zetten een mens aan het denken over wat voedsel nu is.

De Nederlanders, echte dropfanaten, hebben ze het liefst zout, neen, dubbelzout. Belgische kinderen kijken bedenkelijk bij het idee dat iemand zijn snoep dubbelzout zou lusten. Maar ze doen het echt! En rond de Baltische Zee van Noorwegen tot Rusland, de oude Vikinglanden dus, doen ze in hun drop salmiak, een oude benaming voor ammoniumchloride. Salmiak is irriterend voor de luchtwegen en werd daarom lang gebruikt als hoestmiddel. Het goedje geeft de drop een weeë ammoniaksmaak. Rare jongens, die Vikings.

Snoep en medicijn, ze hebben een lange gemeenschappelijke geschiedenis. Smakelijk.

Culinair Ontdekt met Nick Trachet

Nick Trachet weet wat lekker is en is niet te beroerd die kennis te delen. Van appel tot zeemonster, wekelijks.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Culinair Ontdekt met Nick Trachet

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni