Interview

Rinus Van de Velde: 'De grootste reiziger zet geen voet buiten'

Kurt Snoekx
© BRUZZ
16/02/2022
Updated: 16/02/2022 18.32u

De grootste reiziger is de reiziger die geen voet buitenzet. Daarom vroeg Europalia Rinus Van de Velde om vanuit zijn atelier een grote solotentoonstelling te vullen met reisverslagen uit zijn heerlijk gepatineerde dromen. Een dooltocht naar de woelige binnenkant van een zelfverklaarde sofareiziger.

RINUS VAN DE VELDE

Geboren in Leuven in 1983

Wil gitarist, skater, pingponger, lowlife... worden, maar vindt uiteindelijk de mogelijkheid tot dromen in het tekenen

Studeert beeldhouwkunst aan Sint-Lucas Antwerpen (2002-2006) en een postgraduaat aan het HISK in Gent (2009-2011)

Stelt solo tentoon in het SMAK: in William Crowder, 40 years of sculpture (2008) verbeeldt hij leven en werk van een fictieve Amerikaanse beeldhouwer

Belandt met zijn monumentale houtskooltekeningen en waanzinnige decors, waarin hij zichzelf portretteert, meteen na zijn studies bij Tim Van Laere Gallery

Stelt overal ter wereld tentoon, maar keert terug naar België met Inner travels voor Europalia

“Hier stopt het beeld, tot hier gaat de illusie.” Rinus Van de Velde sluit een rondleiding in Bozar af met woorden over de begrenzing van zijn tekeningen met het kenmerkende witte kader, maar hij had het net zo goed kunnen hebben over wat kunst vermag, zijn werk in het bijzonder. Inner travels, de solotentoonstelling die door Europalia twee jaar geleden als idee in zijn hoofd is geplant, is nog in volle opbouw, maar de “bom potentie” van toen valt stilaan in een onweerstaanbare plooi.

Struinen door al die mogelijkheden doe je weerloos, met open mond laverend tussen beeld en context, illusie en werkelijkheid, verbeelding en vallen. Tussen het bootje van de plein-airist en het zelfportret van de rokende sofareiziger, tussen artistieke landschappen verbeeld in keramische, op de beeldtaal van Pingu geïnspireerde asbakken en het elf jaar oude, eeuwig schuchtere vosje dat in houtskool op papier het abstract expressionisme doet kantelen. Tussen een immense, van knoppen en hendels voorziene machine die uiteindelijk één rode ballon opblaast en de droom die maakt dat we de kink in de kabel – de ballonnen blazende assistent verstopt in die zinloze machinerie – niet willen zien. Tussen de eindigheid van het beeld en de drang de illusie daarvoorbij te smokkelen.

Helemaal aan het begin van Inner travels, in zichzelf een parcours door de versplinterde ziel van de kunstenaar, stoot je op een wonderschone leugen. Een trein – “een soort samensmelting tussen een locomotief en een wagon” – vervoert zonder ergens heen te gaan. Vuile ramen, een propvol vuilnisbakje, een vergeten sjaal, een achtergelaten walkman, afgeleefde banken, de onbestemde krijtsymbolen op het onderstel… En dan, in een hoekje, de structuur van karton die door het patina priemt. Het idee 'trein', uit hout en karton. Een trompe-l'oeil die zichzelf bedriegt, bevraagt, zichtbaar maakt.

Ik heb mezelf altijd een beetje gewantrouwd als kunstenaar. Als je leest over hoe Munch als kind al met krijt de meest ongelofelijke tekeningen maakte op de parketvloer van zijn ouders, en je zelf die verhalen niet hebt, dan denk je: ben ik eigenlijk wel een kunstenaar?

Rinus Van de Velde

Het is makkelijk een lijntje te leggen naar het plafond ergens te lande waar onder een paar lagen ordinaire verf een wonderlijke trompe-l'oeil van een stralende hemel verscholen zou zitten, een 'vroeg werk' dat Rinus Van de Velde zou kunnen aankondigen als een Michelangelo in de knop. Te gemakkelijk, te romantisch. Draadjes van voorbestemming van die “fake lucht” naar de Sixtijnse Kapel bestaan niet. Meer nog, “dan zit je in een gedetermineerdheid waar ik totaal niet in geloof,” ondermijnt Rinus Van de Velde zijn eigen vroege mythologie. “Ik wantrouw mensen die zeggen dat ze waren voorbestemd om iets te worden. Je wordt maar wie je bent door een reeks toevalligheden.”

Voor Rinus Van de Velde was een van die toevallige anekdotes een film over Basquiat, “die mijn zestienjarige ik toonde dat zo'n leven ook mogelijk is. Ik herinner me nog goed de scène waarin hij heel wild aan het schilderen is in een kelder, terwijl op de achtergrond freejazz speelt, en een galeriste die enthousiast reageert op zijn werken. Voor mij was dat een samenvatting van hoe je je leven in een soort van vrijheid kan spenderen. Er hing ook een verdwaalde Monet, nu een grote liefde, op mijn kamer. Ik heb nog altijd geen idee hoe die daar is beland. (Lacht) En er waren de posters die ik als tien- of elfjarige skater op mijn kamer had hangen. Allemaal shots mid-trick, waar ik eindeloos naar heb zitten staren. Hoe zal dat aflopen? Gaan ze vallen, breken ze een been of maken ze af waaraan ze zijn begonnen? Misschien kan je daar wel een fascinatie voor het stilstaande beeld in ontwaren, voor een beeld dat een potentieel kan zijn voor een narratief.”

IK IN VERSPLINTERING
“Dat zijn natuurlijk allemaal achterafbespiegelingen,” benadrukt Rinus Van de Velde in zijn Borgerhoutse atelier, de plek waar zijn ficties, “zichtbare verzinsels en duidelijk geconstrueerde narratieven”, die steeds dichter naar de schilderkunst neigen, ontstaan. “Elke tiener had posters op zijn kamer hangen. Elk kind waande zich ooit Michael Jordan. Maar dat dagdromen en verhalen fabriceren zat er bij mij wel heel hard in. 'Zo zou het ook kunnen,' ging het in mijn hoofd. Ik ben altijd een klein beetje een compulsieve leugenaar geweest, ik betrap me daar nu soms nog op. Dat gaat niet over fundamentele zaken, hoor. Dat ik pizza heb gegeten terwijl het frieten waren, zoiets. (Lacht) Heel onschuldig, haast onbewust en zonder consequenties in de echte wereld, maar die kleine leugen zet wel dingen in gang, is in staat een heel andere wereld te openen. We hadden ook een buurjongen die heel veel loog, die zulke fantastische verhalen verzon dat ze niet anders dan gelogen konden zijn. Er klopte niets van, maar we hingen wel aan zijn lippen, omdat het zo goed gevonden was. En dat is eigenlijk ook wat ik in mijn werk doe: een loopje nemen met de werkelijkheid, een fictieve werkelijkheid scheppen en dan zien wat er gebeurt.”

1787 Rinud Van de Velde2

Je verbeeldt je verhalen, levens, kunstenaarsposities… Eerst op grond van foto's en gevonden beelden uit magazines, de kunstgeschiedenis, later door decors te bouwen waarin je zelf kon gaan figureren. Heb je vele mogelijke levens doorlopen op weg naar het kunstenaarschap?
Rinus Van de Velde:
(Knikt) Ik wilde gitarist worden, drummer, skater, pingponger, lowlife… Allemaal dingen waar je een zeker talent voor nodig hebt en waarvan de buitenwereld snel kon zien dat ik het niet kon. Toen ik begon te tekenen, dacht iedereen dat het de zoveelste bevlieging zou zijn. Maar het goede daaraan was dat ik het kon doen op mijn kamer, privé. Niemand stond aan de zijlijn toe te kijken hoe ik mij al inbeeldde dat ik een groot kunstenaar was, terwijl ik Monets kopieerde of mijn werk fotoshopte in het MoMA, Bozar of Tate om te zien hoe dat eruit zou zien. Daarom heeft dat wel gepakt, denk ik. En misschien ook omdat het een rustige bezigheid was. Ik zou zot worden als ik voor tienduizend man moest optreden, twee weken niet slapen en overgeven voor ik het podium op zou stappen. Ik ben geen rock-'n-rollgast.

Ik vraag me bijna iedere dag af wat er was gebeurd als ik iets anders had gedaan. Maar ik ben superblij dat ik een manier heb gevonden om die mogelijke levens in alle veiligheid uit te testen, me schaakgrootmeester, wetenschapper, abstract expressionist, David Hockney, Pierre Bonnard of Edvard Munch kan wanen in de beslotenheid van mijn atelier. Dat maakt mij het gelukkigst, dat ik mijn leven zinvol kan doorbrengen, dat ik weet wat ik moet doen met mijn tijd. Zoals Franz West zei: “Art is just something to do.”

Het tekenen staat dagdromen, dat dromen waarvan je weet dat het dromen is, toe. Als ik gewoon aan tafel naar een boek zou zitten kijken, zou ik niet weg raken

Rinus Van de Velde

Wat is het dan in dat tekenen dat je grijpt?
Van de Velde:
Het past gewoon heel erg bij wie ik ben. Het stelt me in staat om weg te dromen. In die dagelijkse routine van voor dat blad te staan, mijn hand die door dat beeld gaat, dat beeld dat door mijn lichaam gaat, en ondertussen mijn gedachten de vrije loop te laten, vind ik rust. Vergelijk het met een dagdroom terwijl je autorijdt: tussen punt a en punt b ben je een stuk kwijt, zonder je contact met de werkelijkheid te zijn verloren. Je ziet de wegmarkeringen en de verkeerslichten, en toch zit je met je gedachten ook elders. Da's een fascinerend gevoel, hoor, dat je lichaam iets overneemt en je geest kan wegdwalen. En het tekenen staat dat dagdromen, dat dromen waarvan je weet dat het dromen is, toe. Als ik gewoon aan tafel naar een boek zou zitten kijken, zou ik niet weg raken.

Heb je er lang over gedaan om ook aan jezelf toe te geven: ik ben kunstenaar?
Van de Velde:
Ja… Ja, dat wel. Ik ben niet heel erg zweverig, nogal nuchter op veel vlakken. Dat label 'kunstenaar' is ook zo beladen, er plakt nog altijd iets aan alsof het speciaal is. En dat vind ik moeilijke termen: normaal, speciaal, abnormaal… Wat is de norm, wat valt daarbuiten? Ik denk ook dat dat aan mijn opvoeding ligt. Mijn broers en ik mochten in alle vrijheid doen wat we wilden, maar we mochten niets boven iets anders stellen.

Ik kom ook uit een gezin waar kunst niet heel aanwezig was. Mijn ouders weten veel, ze houden van kennis en lezen veel boeken, maar het zijn eerder wiskundige geesten. In plaats van naar kunsttentoonstellingen gingen wij naar wetenschapsmusea of het Euro Space Center. Aan tafel werd er meer gepraat over bekende wetenschappers dan over Picasso of Rodin. Ik las zelf wel veel kunstenaarsbiografieën – zo ben ik over kunst beginnen na te denken – maar die hebben ook altijd gemaakt dat ik mezelf een beetje wantrouwde als kunstenaar. Als je leest over hoe bijvoorbeeld Munch als kind al met krijt de meest ongelofelijke tekeningen maakte op de parketvloer van zijn ouders, en je zelf die verhalen niet hebt, dan denk je: ben ik eigenlijk wel een kunstenaar?

1787 Rinus Van de Velde cover

| In Bozar doemt in de eerste zaal al toepasselijk ‘I am the armchair voyager’ (2020) op: een zelfportret in houtskool dat zijn titel ontleent aan Joseph Cornell, “een kunstenaar die in de kelder van zijn moeder werk maakte en van daaruit mentaal op reis ging.”

Maar dat wantrouwen is ook een kracht, denk ik, het houdt twijfel in, het maakt dat je dingen niet vanzelfsprekend gaat vinden, op je lauweren gaat rusten of denkt dat alles wat je aanraakt verandert in goud. En het is een drijfveer. Ik test verschillende kunstenaarsposities uit en stel zo het kunstenaarschap zelf in vraag. Dat is een paradoxale situatie, want mijn eigen authenticiteit steunt op het overnemen van de authenticiteit van anderen. Ik lig in die versplintering.

In die conversaties duik je onvermijdelijk zelf op.
Van de Velde:
Precies. Alleen Alice Neel kan een Alice Neel maken. De Alice Neel die ik in het leven roep, zal onvermijdelijk een Rinus Van de Velde blijken te zijn. Door te kopiëren leer je jezelf beter kennen. Daarom: we zijn te kwistig met het etiket 'plagiaat', alsof de meesters onaantastbaar zijn. De kunstgeschiedenis is niet iets statisch of heiligs. Het is iets waar we onbevreesd mee moeten kunnen werken en spelen. Op mijn computer staat een mapje vol beelden van mensen die mijn tekeningen natekenen. Ik vind dat ongelofelijk. Hoe zot zou ik zijn om te gaan zwaaien met copyright? Dat is toch gewoon mooi. Zalig dat dat leeft.

Het is een dialoog.
Van de Velde:
Dimitri Riemis, een medewerker van Tim Van Laere Gallery (de galerie van Rinus Van de Velde, red.), zegt dat je het moet vergelijken met een groep mensen die staat te praten en waar jij bij komt staan. In het begin kan je totaal niet volgen, je weet niet waarover het gaat en je durft je ook niet mengen. In die groep staat misschien ook iemand die een andere taal spreekt of die veel te slim is of andere theorieën koestert. Maar hoe langer je blijft staan, hoe meer je snapt waarover het gesprek gaat en hoe makkelijker je zelf eens iets kan zeggen. Maar dat heeft tijd nodig. Je kan niet verwachten dat je meteen ergens bij hoort of alles snapt. Soms is het goed om heel even te luisteren en je mond te houden.

Ik zou al mijn werk kunnen weggooien om zelf portretten als die van Alice Neel te maken, maar als ik me dan drie weken verplaats, een decor bouw waarin ik speel dat ik zulke portretten maak, wordt dat verlangen weer gestild. Zo hoef ik niet te leven naar mijn fantasie

Rinus Van de Velde

Alles wat ik doe, kiemt in die grote liefde die ik koester voor de kunst en de kunstgeschiedenis, in het verlangen en de bewondering die zo groot zijn dat ik wil weten wat het is om die kunstenaar te zijn. Ik zou al mijn werk kunnen weggooien om zelf portretten als die van Alice Neel te maken, en soms overvalt die gedachte me wel, maar als ik me dan drie weken verplaats, een decor bouw waarin ik speel dat ik zulke portretten maak, wordt dat verlangen weer gestild. Zo werkt het bij mij. Zo deal ik met dat gevoel dat ik had bij het zien van haar werk, of met de vraag hoe het zou zijn om een plein-airist of een makelaar te zijn, zo kan ik het een plaats geven en is dat beeld uit mijn hoofd. Als ik dat niet doe, dan blijft dat idee rondspoken, met alle gevolgen van dien. Dan zou ik hier de muur van het atelier uitbreken om een zwembad te zetten en lockers met de namen van al mijn vrienden op. En dan zou ik dat zwembad, waarin ik nooit zou zwemmen, niet onderhouden. Gelukkig weet ik nu: je hoeft dat niet echt te doen. Als ik dat decor bouw, dat beeld heb gezien en er een tekening van heb gemaakt, hoef ik niet te leven naar mijn fantasie.

Toch bijzonder hoe jij, die geen beeldhouwer wilde worden door de lange duurtijd van dat werk, wel die ingewikkelde en langdurige omweg maakt langs het bouwen van decors.
Van de Velde:
Het is een paradox, ik besef dat. Maar dat visualiseren is nodig om dat beeld te zien en ervan af te zijn. Om uiteindelijk de werkelijkheid te kunnen structureren. Op dat vlak ben ik nogal neurotisch, en is dit een manier om betekenis aan te brengen in al die beelden die me omringen. Dat is ook de reden waarom ik teksten toevoeg aan mijn tekeningen, anders blijven het losse beelden. Zo maak ik er verhalen van, en verhalen structureren de werkelijkheid. Ik ben de trechter waardoor die beelden voor mij betekenis krijgen, gemeten tijd worden.

Rinus Van de Velde

| Rinus Van de Velde: “Ik ben superblij dat ik een manier heb gevonden om die mogelijke levens in alle veiligheid uit te testen, me schaakgrootmeester, wetenschapper, abstract expressionist, David Hockney of Edvard Munch kan wanen in de beslotenheid van mijn atelier.”

Verbeelding is potentie. Heb je soms de indruk dat de werkelijkheid de verbeelding bevuilt?
Van de Velde:
Ik vrees dat ik nu preacherig ga worden, maar goed: ik denk dat er in onze maatschappij te veel nadruk wordt gelegd op het echt beleven van dingen. Het hebben van een zwembad, verre reizen naar India maken, backpacken in de jungle, rockster zijn… Terwijl er zo'n schoonheid zit in je al die dingen in te beelden. Ik heb ondervonden dat als ik echt iets meemaak, het heel vaak anticlimactisch is. De realiteit brengt veel rompslomp met zich mee. Een wereldreis maken? Ik word eigenlijk al moe van het idee: inpakken, naar Zaventem rijden, wachten op die vlieger, aankomen en niet weten welke bus te nemen of wat te eten. Terwijl je ook India vanuit je verbeelding kan bereiken, zonder al die rompslomp. Dat is die leugen die interessanter kan zijn dan de werkelijkheid. Voor Pessoa, een schrijver die zichzelf op zijn appartementje in Lissabon verveelvoudigde in een gigantisch oeuvre terwijl hij overdag als kantoorklerk werkte, was de grootste reiziger die hij kende een collega die geen voet buitenzette, maar via reisfolders de hele wereld zag. Dat is de potentie van het imaginaire, die zo waardevol is en die in onze samenleving zo onder druk staat.

GRAND HOCKNEY
In Bozar doemt in de eerste zaal al toepasselijk I am the armchair voyager (2020) op: een zelfportret in houtskool dat zijn titel ontleent aan Joseph Cornell, “een kunstenaar die in de kelder van zijn moeder werk maakte en van daaruit mentaal op reis ging.” Inner travels wikkelt zich als een fascinerende hersenkronkel rond die idee van dat reizen-in-hoofde: van de metamorfoses die de kunstgeschiedenis oppookt tot het hypochondrische reizen in ruimtepak, van het herinnerde landschap tot het gebouwde, van de nutteloze beweging tot de beweeglijke stilstand. En van de verbeelding tot de val, die in La ruta natural, de tweede film van Rinus Van de Velde, in elkaars staart blijven bijten.

Voor Pessoa was de grootste reiziger die hij kende, een collega van hem die geen voet buitenzette, maar via de folders van reisbureaus de hele wereld zag. Dat is de potentie van het imaginaire, die zo waardevol is en die in onze samenleving zo onder druk staat

Rinus Van de Velde

Bouwsels twijfelen tussen sculptuur, decor, filmset en rekwisiet. Een masker maakt van een personage zijn schepper en van de schepper een personage. De kunstgeschiedenis – via werken van helden als Laure Prouvost, Laurie Simmons, Jean Tinguely, Claude Monet, Fischli/Weiss en Monster Chetwynd – beweegt zich van sacraal naar speels, heel natuurlijk reizend tussen de schone leugens van Rinus Van de Velde.

“Maar dat van de Grand Canyon is waargebeurd,” vertelt hij nog. “Ik was er met mijn ouders en weigerde uit te stappen. Toen had dat nog geen betekenis, was ik me gewoon puberaal aan het misdragen, maar vandaag heb ik dat zo gedraaid in mijn hoofd dat ik blij ben de Grand Canyon alleen te kennen van de schilderijen van David Hockney. Aan de balustrade had ik wellicht gedacht: 'Oké, en nu moet ik iets voelen.' Via Hockney heb ik iets gevoeld.”

RINUS VAN DE VELDE: INNER TRAVELS
18/2 > 15/5, Bozar, www.bozar.be, www.europalia.eu

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni