Menu

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni

AB/BRUZZ

| In negen op de tien Brusselse eenoudergezinnen is het gezinshoofd een vrouw (archiefbeeld).

Minder eenoudergezinnen dan gedacht? 'Cijfers houden geen rekening met leeftijd kind'

EC
© BRUZZ
09/07/2025

In Brussel leven officieel drie op de tien kinderen in een gezin met maar één ouder. Alleen, in veertig procent van die gezinnen zijn alle kinderen al volwassen. Bovendien blijft hun tweede ouder in eventueel co-ouderschap, vaak de vader, buiten beeld in de cijfers. Het Brussels statistiekbureau Bisa pleit nu voor een betere telling - om daarmee de armoederisico's en andere noden correcter in te schatten. “Eenoudergezinnen zijn geen homogene groep.”

“Ik woon in Schaarbeek met mijn kind van vier en ben nu zwanger van mijn tweede.” De Nederlandse Truuske Smits woont sinds tweeënhalf jaar in Brussel. Ze verhuisde hierheen na de relatiebreuk met haar lesbische ex-partner die niet de biologische mama is van hun kind, maar wel de adoptiemoeder. “Die Nederlandse adoptie moesten we in België opnieuw laten legaliseren. Dat is nog niet gebeurd,” vertelt Smits. In de praktijk voedt zij hun kind nu alleen op in Brussel. Voor haar tweede zwangerschap koos Smits ervoor om bewust alleenstaande mama te blijven, via een gekende donor.

Met een officieel adres in België is Smits geen onbekende in de statistieken, maar haar ex-partner en tweede voogd voor het kind dus wel. Een nieuw rapport van Brussels statistiekbureau Bisa toont hoe divers de situaties van eenoudergezinnen in de hoofdstad wel kunnen zijn. Een diversiteit die je niet zomaar afleest uit de adresgegevens van het Rijksregister. Daarin telde Statbel op 1 januari vorig jaar nog 67.139 Brusselse eenoudergezinnen met alles samen 112.430 kinderen. Dat komt overeen met net geen drie op de tien Brusselse kinderen.

“Wij vragen vooral om voorzichtig te zijn met de term eenoudergezin. Er is niet één type eenoudergezin.”

Dieter Demey

Deskundige bij statistiekbureau BISA

“Dat cijfer wordt regelmatig vermeld door politici, maatschappelijke verenigingen en de media, maar het houdt geen enkele rekening met de leeftijd van die kinderen,” zegt Dieter Demey van statistiekbureau Bisa. “Terwijl een vader of moeder met één of twee volwassenen in huis natuurlijk een andere realiteit is dan een ouder die alleen woont met minderjarige kinderen.”

Eenoudergezinnen overschat

Rekening houdend met leeftijd, gaat het aantal eenoudergezinnen alvast snel omlaag. Van de ruim 67.000 eenoudergezinnen in Brussel heeft twintig procent alleen kinderen van 25 jaar of ouder in huis. Die hebben dus geen recht meer op kinderbijslag of andere toelagen. Bij de 53.539 resterende eenoudergezinnen woont bovendien maar in 39.886 gevallen minstens één kind onder de 18 jaar.

Alles samen groeien dan ‘maar’ 65.053 minderjarige kinderen in zo’n setting op. Dat is net geen zesde van alle Brusselse kinderen: een pak minder dan de vaak vermelde drie op de tien. Zelfs eenoudergezinnen met minstens één kind onder de 25 jaar, zijn maar goed voor negen procent van alle huishoudens in het gewest.

In cijfers

  • 67.139 eenoudergezinnen in Brussel
  • waarvan 53.539 met minstens één kind onder de 25 jaar
  • waarvan 39.886 met minstens één kind onder de 18 jaar

Hebben Brusselse beleidsmakers het aantal werkelijke eenoudergezinnen dan te lang overschat? Anderzijds vallen diplomaten, niet-gedomicilieerde buitenlanders, vluchtelingen, kotstudenten of dakloze Brusselaars buiten de cijfers van het Rijksregister. Dat kan net zorgen voor een onderschatting van het aantal alleenstaande ouders in Brussel.

“Het gaat er niet zozeer om of dit cijfer verkeerd is. Wij willen vooral benadrukken dat eenoudergezinnen geen homogene groep zijn,” zegt Dieter Demey. Want, zodra een alleenstaande ouder officieel samenwoont met een nieuwe partner, valt die weer buiten de definitie van eenoudergezin. Maar wanneer in datzelfde gezin een extra volwassene zou inwonen als huisgenoot, grootouder of zelfs als partner van hetzelfde geslacht, dan blijft het gezin per definitie een eenoudergezin. Dat alles kan de cijfers beïnvloeden, benadrukt statistiekbureau Bisa.

Co-ouderschap niet bekend

En ook buiten het vaste adres zijn er blinde vlekken, bijvoorbeeld voor ouders in co-ouderschap. “De meeste gegevens over eenoudergezinnen zijn gebaseerd op het officiële adres van de kinderen,” zegt Demey. Meestal is dat bij de moeder: in 87 procent van de Brusselse eenoudergezinnen is het gezinshoofd een vrouw. “Het is natuurlijk mogelijk dat er sprake is van co-ouderschap. In dat geval is er nog een ouder, vaak de vader, waarbij de kinderen soms wel wonen, maar niet gedomicilieerd zijn. Die persoon kunnen we ook als een alleenstaande ouder beschouwen.”

Alleen: die vinden we niet terug in de statistieken. Het Bisa doet wel een poging op basis van Europees enquête-onderzoek uit 2021. In ons hele land zou volgens dat onderzoek ongeveer een vijfde, 22 procent, van alle kinderen van gescheiden ouders tegenwoordig een co-ouderschapsregeling hebben. “In Brussel is dat minder. Daar heeft maar 12 procent van de kinderen van gescheiden ouders co-ouderschap,” zegt Demey.

Katrien Van Cappellen woont met haar kinderen in een appartement van het Calico-project, waar sommige woningen zijn voorbehouden voor alleenstaande moeders

| In het Calico-project in Vorst zijn sommige woningen voorbehouden voor alleenstaande moeders (archiefbeeld).

Het is moeilijk om die co-ouders, vaak alleenstaande papa’s, zichtbaar te maken in goede cijfers. Twaalf procent is niet erg veel, maar daarentegen zijn wel bijna negen op de tien alleenwonende Brusselaars, die wel nog kinderen hebben in een eenoudergezin daarbuiten, mannen. Mogelijk nemen zij ook enige ouderrol op voor die kinderen.

Kinderopvang en woonnoden

Toch blijft de moeder, voor twee derde van de Brusselse kinderen van gescheiden ouders, nog altijd de enige zorgverlener. Dat leert hetzelfde Europese onderzoek. Precies die alleenstaande moeders zijn voor beleidsmakers dikwijls een belangrijke doelgroep als het gaat om kinderopvang, de huurmarkt of woningenbouw.

“Voor alleenstaande ouders maakt een langere route naar de crèche een groter verschil dan voor gezinnen met twee partners.”

Truuske Smits, alleenstaande mama

Truuske Smits herkent die uitdagingen. “Ik kreeg bij mijn eerste kind voorrang in de crèche in mijn buurt, maar voor scholen geldt die voorrangsregel niet,” zegt Smits uit Schaarbeek. “Voor mijn tweede kind op komst ben ik al blij dat ik een crèche heb gevonden, maar ik zal wel twintig minuten in de andere richting moeten lopen dan naar de school van mijn oudste. Dat is niet zo handig. Voor alleenstaande ouders maakt zoiets een groter verschil dan voor gezinnen met twee partners.” Dat merkt ze ook bij de naschoolse opvang. “Die uren lijken nog vaak afgestemd op gezinnen waar minstens één partner de kinderen wat vroeger kan gaan ophalen,” zegt ze.

Bovendien zijn die vraagstukken in sommige delen van Brussel nog groter dan elders, want het percentage eenoudergezinnen verschilt sterk naargelang de gemeente of wijk. In het residentiële zuidoosten van Brussel is vaak minder dan een vijfde van alle gezinnen met kinderen een eenoudergezin, tenzij in sociale woonwijken als Drie Linden of Kapelleveld bijvoorbeeld. Daarentegen vind je in centrumwijken als de Zavel, Marollen, Flagey-Malibran of Laag-Sint-Gillis in verhouding dubbel zoveel eenoudergezinnen. “In die buurten vind je nog veel huurwoningen en woningen van slechtere kwaliteit,” zegt Dieter Demey.

Een betere telling van eenoudergezinnen en een duidelijk zicht per wijk, kan beleidsmakers nopen tot gerichte maatregelen. Bisa stipt daarin mobiliteit, kinderopvang en armoedebeleid aan. Ook de zoektocht naar een woning is voor alleenstaande moeders vaak ingewikkeld.

“Ik aanvaard dat je in de stad sowieso kleiner woont,” zegt Truuske Smits over haar woonsituatie, al is ze al eigenaar. In het algemeen heeft bijna de helft van de eenoudergezinnen in Brussel maar één kind ten laste, zo’n vijfde wel drie of meer. Moet de Brusselse sociale woningmarkt daar beter op voorzien zijn? “Wij maken geen beleidsaanbevelingen. Wij vragen vooral om voorzichtig te zijn met de term eenoudergezin, want het is inmiddels duidelijk dat er niet één type eenoudergezin is,” besluit Demey.