Interview

BLUAI stelt debuut-ep voor in de AB: 'Wij zijn een girlband en dat omarmen we'

Tom Zonderman
29/11/2022

Vergeet de voetbalkoningen van Qatar, BLUAI scoorde de mooiste hattrick van het jaar: de band kwam, zag en overwon op de Vlaamse liedjeswedstrijden Sound Track, De Nieuwe Lichting én Humo’s Rock Rally. Luttele maanden na hun triomf krullen de vier vrouwen hun debuut-ep in de netten van de AB.

Wie is BLUAI?

  • BLUAI begon een paar jaar geleden als slaapkamerproject van Catherine Smet, die in Brussel televisie studeerde aan het RITCS en daarna fotografie aan het Kask in Antwerpen. Intussen heeft de 26-jarige Waaslandse het gezelschap gekregen van gitariste Amina Parago, bassiste Caitlin Talbut en drumster Mo Govaerts
  • De band kaapte in één jaar tijd goud weg op de drie belangrijkste Vlaamse muziekwedstrijden: de Antwerpse editie van het podium- en kansenparcours voor nieuw talent Sound Track, het popconcours van Studio Brussel De Nieuwe Lichting en Humo’s Rock Rally
  • BLUAI debuteerde eind vorige maand met de zes songs tellende ep Junkyard, een collectie dromerige indierocksongs met tedere gitaren en scherpe woorden over Smets prille liefdes en de averij die ze daar bij opliep. Aan die ep koppelen ze nu hun eerste tournee

BLUAI (spreek uit als ‘blue eye’) werd een paar jaar geleden geboren in de Beverse slaapkamer van Cat(herine) Smet. Ze was toen een late tiener en wilde haar gevoelens ergens kwijt. “Muziek was zo’n beetje mijn dagboek,” vertelt ze in het kantoor van haar Gentse label. “Ik schreef kleine, intieme liedjes over mijn gevoelsleven.”

De tere liefdesliedjes die de jonge Waaslandse toen pende, eindigden eind vorige maand op de eerste ep van BLUAI. Junkyard, zoals de titel luidt van de bundeling van zes melancholische indiefolksongs en dromerige rocknummers, luistert als een coming-of-ageverhaal. “Ik vind het wel mooi om via die prille songs terug te kijken op mijn jonge, naïeve zelf. Niet dat ik niet meer jong en naïef ben. (Lacht) Als we die nummers live brengen, kruip ik opnieuw in die persoon die ik toen was. Bij sommige teksten denk ik wel eens, oei, op wat voor plek zat ik toen? ‘One night’, bijvoorbeeld, is vanuit zelfmedelijden geschreven. Ik had een megacrush op een meisje, en die werd niet beantwoord.”

Ik heb nog altijd last van een impostersyndroom. Ik heb in mijn leven drie gitaarlessen gehad, ik kan geen noten lezen. Kan ik mezelf muzikant noemen?

Cat Smet

BLUAI vervelde sindsdien van soloproject tot een vierkoppige band. De songs van Junkyard kleurde Smet in samen met drumster Mo Govaerts, bassiste Caitlin Talbut en gitariste Ilayda Cicek, die intussen is vervangen door Amino Parago. Allemaal vrouwen, inderdaad. We moeten dan ook niet rond de pot draaien, zegt Smet: BLUAI is een girlband. “'Zoals Balthazar en Bazart boybands zijn,' zeggen we dan vaak als grap. Wij noemen onszelf bewust een vrouwenband, want we worden sowieso overal zo geduid. Jammer genoeg is een groep met alleen maar vrouwelijke muzikanten nog steeds een uitzondering, en dus valt het op.”

Jehnny Beth van de Britse postpunkgroep Savages had er altijd een bloedhekel aan als haar groep een “vrouwenband” werd genoemd. Maar jullie dus niet.
Cat Smet: Het blijft een moeilijke grens, willen we het nu benoemen, of net niet? Wij omarmen dat we een band met alleen maar vrouwen zijn, omdat we het als een opportuniteit zien voor meer visibiliteit voor vrouwen in de muziek. Als wij ergens op een festival staan, gaat het aantal vrouwen op de affiche procentueel meteen flink omhoog. Dat is onthutsend, maar tegelijk vinden we het goed om de aandacht daar op te vestigen. Volgens sommigen buiten we dat dan weer uit, en proberen we op te vallen door onszelf als een vrouwenband te promoten. Hoezo?

Had je op voorhand uitgemaakt dat je in een band met alleen maar vrouwen wilde zitten?
Smet: Sowieso, ik heb ook bewust enkel naar vrouwelijke muzikanten gezocht.

Moesten er zich mannen aangediend hebben, had je ze dan geweigerd?
Smet:
Ja. (Glimlacht)

Natuurlijk heb je speciaal gezocht naar een drumster die Mo heet, zoals Moe Tucker van The Velvet Underground.
Smet: Haha, nee. Mo was het enige meisje dat ik kende dat drumde, ze was mijn eerste en enige optie. Ik was dus blij dat ze “ja” zei toen ik haar een berichtje stuurde via Messenger, want ik kende haar enkel vaagweg via Facebook. Bij Caitlin hetzelfde: ik kende geen andere bassiste. Toen ik op haar Instagram-pagina zag dat ze ook supermooi kon zingen, was ik meteen verkocht. Ilayda kende ik via Tinder. Ik wist meteen dat ze een goede leadgitariste zou zijn.

Ilayda heeft BLUAI intussen verlaten om zich te concentreren op haar eigen project, ILA. Was dat een schok?
Smet: De band was nog pril, dus dat was wel even slikken. Uiteindelijk was het vooral een agendaprobleem. We wilden niet in de weg van haar project staan, en zij ook niet in dat van ons. We moedigen elkaar net aan om ervoor te gaan. Ilayda is een geweldige songwriter en muzikante, met ILA is ze terecht aan het boomen.

Je bent een tijdje samen geweest met Ilayda. Gaan de songs van Junkyard over haar?
Smet: Er zijn er zeker geïnspireerd. Of toch eentje. Zij weet welk nummer dat is, denk ik.

Bluai 2022

| Cat Smet (tweede van rechts): "Volgens sommigen proberen we op te vallen door onszelf als een vrouwenband te promoten. Hoezo?"

Als een origineel lid wegvalt, verstoort dat onvermijdelijk de balans van de groep. Heeft Amina dat evenwicht snel hersteld?
Smet:
We hebben haar al bij al snel gevonden, via een vriendin van Caitlin, van wie Amina de huisgenote is. Amina had tot daarvoor enkel op straat gespeeld, haar vierde liveshow met BLUAI was meteen in de grote zaal van de AB. Het is knap hoe ze dat heeft geflikt. Ze had er een verschrikkelijk jaar op zitten. Ondertussen is ze helemaal genezen, maar ze heeft botkanker gehad. Het lot heeft ons samengedreven, ze had iets goeds nodig in haar leven. We gaan haar nog niet meteen vragen om zware versterkers en zo te sjouwen, maar ze gaat er zelf alleszins wel helemaal voor als ze op het podium staat.

Kato De Boeck en Flo Van Deuren debuteerden vorige maand op de VRT met Roomies, een Vlaamse tv-serie met enkel vrouwen in de hoofdrollen. Die representatie hadden ze vroeger zelf gemist. Heb je als muzikante iets soortgelijks ervaren?
Smet:
Goeie vraag. Mo en ik zijn net als Flo en Kato queer. Queer vrouwelijke muzikanten die coole muziek maakten, zag ik niet meteen als tiener. Intussen is er wel veel veranderd, artiesten als St.Vincent en de betreurde Sophie zijn of waren er heel open over. We maken er nog geen thema van, zoals bijvoorbeeld Kids with Buns nu doet. Maar als ik over een relatie schrijf, zal ik niet verstoppen dat het over een vrouw gaat. Er is mij al gezegd dat ik het er niet te dik mag opleggen. Net zoals we niet zouden mogen benadrukken dat we vrouwen naar voor schuiven, want dan gaan mensen denken dat we mannen haten. Voor alle duidelijkheid: wij haten mannen niet! (Lacht) Het is jammer dat je nog steeds met zulke dingen rekening moet houden.

“Hebben we de Vlaamse Phoebe Bridgers gevonden?” vroeg de jury van Humo’s Rock Rally zich af. Ben je blij met dat etiket, of wil je daar vooral van loskomen?
Smet: Het is natuurlijk supercool om met haar vergeleken te worden. Haar debuut, Stranger in the Alps, heeft me door heel veel dingen heen geholpen. Hoe zij dingen verwoordt, hoe zij een gevoelswereld blootlegt, dat is echt ongezien, vind ik. Ik hoor dan mensen zeggen dan dat dat te hoog gegrepen is, dat wij dat niet kunnen. Ik probeer haar uiteraard niet te imiteren. Ik denk ook niet dat wij zoals Phoebe Bridgers klinken, zeker onze nieuwe nummers passen niet meer in dat straatje. Live al helemaal niet, daar pendelen we tussen de liedjes met de gevoelige snaren van in het begin en de nieuwe, hardere stuff die we nu aan het schrijven zijn. Er zijn bovendien ook nog zoveel andere artiesten die mij inspireren, zoals Julia Jacklin, Lucy Dacus, Soccer Mommy, Haim, Tomberlin... Allemaal vrouwen die mij voeden.

Wie heeft je oorspronkelijk naar de muziek geleid?
Smet: Ik was tien toen ik mijn neef zag drummen, en dat wilde ik meteen ook doen. Ik weet niet meer naar welke muziek ik toen luisterde, wellicht de dingen die mijn ouders oplegden. Céline Dion, Robbie Williams, verschrikkelijke dingen dus. (Lacht) Later heb ik ook de gitaar opgepakt omdat mijn nicht gitaar speelde. Wat je ziet, wil je ook doen. Daarom vinden we het ook zo belangrijk dat we allemaal vrouwen zijn, en zeggen: meisjes, jullie kunnen dit ook.

Ben je muzikaal gevormd?
Smet: Nee. Mo, onze drummer, heeft audio-engineering en muziekmanagement gestudeerd aan de PXL-hogeschool in Hasselt. Caitlin heeft kleinkunst gedaan aan het conservatorium in Antwerpen. En Amina is nu de richting songwriting aan het volgen aan de PXL. Iedereen doet of deed iets met muziek, behalve ik. (Lacht) Ik ben visueel ingesteld en had interesse in fictie, daarom heb ik televisie gevolgd aan het RITCS in Brussel, en daarna nog fotografie aan het Kask in Antwerpen. Ik ben nu vooral nog met fotografie bezig, omdat dat iets individueels is en ik me zo beter kan focussen. Als regisseur moet je een heel team aansturen.

Dat moet je als frontvrouw van een band toch ook?
Smet: Ja. Een groep runnen is niet makkelijk, je probeert iedereen op één lijn te krijgen. Maar ik heb ongelofelijk veel geluk gehad dat het zo goed klikt met de rest van de band. Ik zie niemand zo vaak als Caitlin, Mo en Amina. Dan heb je geen andere keuze dan ook goeie vrienden te zijn. Dat je weet wat er in iemand omgaat of hoe die zich voelt, is alleen maar goed voor het samenspel. Over dat welzijn wordt nog te weinig gesproken, denk ik. Een band is zoals familie, je moet voor elkaar zorgen.

Dus Mo, Caitlin en Amina weten dan ook wat die “emotional, yet hopeful wrecking yard” is zoals Junkyard hebt omschreven in het begeleidend schrijven?
Smet: Die songs waren al geschreven en alles is zo snel gegaan dat de inhoud wat aan de rest voorbij is gegaan, maar bij de nieuwe songs wil iedereen echt wel weten waar ze over gaan. Zo kunnen ze zich ook beter inleven. Ik gebruik graag harde woorden die dan omlijst worden door zachte, troostende muziek. Een beetje zoals de Amerikaanse singer-songwriter Skullcrusher. Vandaar die schroothoop. Op een schroothoop kan je alles kapotslaan en achterlaten, zei iemand onlangs. Dat vind ik mooi. De ep bakent voor mij een hoofdstuk van mijn leven af. Het zijn nummers waarmee ik volwassen geworden ben. Ik ben vorig weekend 26 geworden. Het is tijd voor iets nieuws.

26, dat is net te jong om de jaren 1990 bewust te hebben meegemaakt, maar ze zijn wel helemaal terug. Jonge vrouwen dragen opnieuw high-waisted mom jeans, Friends wordt massaal gebinged sinds de reeks op Netflix staat, zelfs gabbermuziek is weer in. In jullie muziek zitten ook echo’s van gitbaardbands van toen. Hebben jullie een speciale connectie met die periode?
Smet: Ik ga niet actief naar de muziek van toen luisteren, maar ik begrijp de fascinatie wel. De muziekscene leek vrijgevochten, de sounds mochten wat sloppy zijn en nonchalant. Dat zijn niet per se termen die bij ons passen, maar ik vind dat wel charmant. Nirvana, The Breeders, dat is allemaal niet te strak.

Een echte fan van sloppy ninetiesgitaren zat een paar weken geleden natuurlijk in het Koninklijk Circus bij Pavement. Was jij er ook?
Smet:
(Lacht) Helaas. Maar ik vind hen wel supercool. Die bandnaam is al véél gevallen in ons repetitiekot.

Zit in die nostalgie naar de jaren 1990 bij millennials ook een verlangen naar een eenvoudigere tijd?
Smet: Ik denk het wel. Mijn generatie heeft nooit een tijd gekend zonder internet. Kijk naar hoe onze band gevormd is, het is geen romantisch verhaaltje als in dat ik iemand op de trein heb leren kennen en dat het zo is beginnen rollen. Mijn vader ging destijds in een park in Sint-Niklaas rondhangen omdat hij dacht dat mijn moeder daar ook zou zijn. Zo heeft hij haar versierd. Dat vind ik zo mooi. Dat spontane, naïeve kennen wij bijna niet meer.

Jullie eigen jeugdige onschuld hebben jullie in één jaar weggespoeld door aan Sound Track, De Nieuwe Lichting en Humo’s Rock Rally deel te nemen én die drie muziekwedstrijden te winnen.
Smet:
Terwijl ik nooit had gedacht dat ik op een podium zou staan, of dit zou doen. In het begin had ik gigantische plankenkoorts, ik werd er echt ziek van om voor een publiek te moeten staan. Ik heb dan een keer een huiskamerconcert georganiseerd voor mijn beste vrienden. Ik dacht, dat is het moeilijkste wat ik kan doen, want die kennen mij allemaal goed en je wilt niet afgaan. Dat was doodgaan en veel fouten maken. Maar op het einde volgde wel een dikke knuffel. Ik kan niet zeggen dat ik er na één keer over was, maar die bevestiging, van mensen die je graag ziet, heeft wel geholpen.
Ik heb nog altijd last van een impostersyndroom. Ik heb in mijn leven drie gitaarlessen gehad, ik kan geen noten lezen. Kan ik mezelf muzikant noemen? Maar als je die bevestiging krijgt door die wedstrijden te winnen, besef ik wel dat ik er misschien anders tegenaan moet kijken. Ik denk ook dat we op korte tijd heel veel stappen gezet hebben. Ons zelfvertrouwen heeft een boost gekregen. Dat konden we een paar maanden geleden niet zeggen, toen wisten we van toeten noch blazen.

Je mag trots zijn, jullie hebben een unieke hattrick gescoord. Er is geen enkele boyband die dit heeft klaargespeeld.
Smet:
Voilà. Dat is nog mooi meegenomen. (Lacht)

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni