Nederlandstalig onderwijs: veel werk aan de winkel

© Brussel Deze Week
19/09/2013

Aan inzet en expertise van leerkrachten in het Brussels Nederlandstalig onderwijs zal het niet liggen. Toch kampen de Brusselse scholen - in vergelijking met scholen in Vlaanderen - met tal van vooroordelen en reële problemen. Karen Van den Bossche gaat als pedagogisch medewerker vaak langs in de scholen en laat als 'buitenstaander' graag even haar licht schijnen.

De gangbare opvatting over het Brusselse onderwijslandschap luidde lang dat het Franstalige onderwijs ondermaats scoort en dat het Nederlandstalige net het veel beter doet. Deze stelling is volgens mij vandaag achterhaald. Nu het nieuwe schooljaar zich op gang trekt en een algemene inspectie in het verschiet ligt, wil ik graag mijn opgedane indrukken en persoonlijke mening delen.

Een paard van Troje?
Zelf ben ik geen leerkracht en al zeker geen inspecteur, maar voor mijn werk kom ik zowat elke week in een Nederlandstalige lagere of middelbare school in het Brussels Gewest. Daar draai ik een hele dag mee met een buitenschoolse activiteit in de voormiddag, en in de namiddag sta ik voor de klas. Ik ben dus eigenlijk een buitenstaander met een (weliswaar beperkt) zicht op wat er binnen gebeurt. Toch geeft het me de kans om veel dingen te zien en te horen. Al zeven jaar lang. Verder ben ik moeder van twee kinderen in een Brusselse Nederlandstalige lagere school. En ook dat biedt een rijkdom aan boeiende schoolervaringen.

Wat heb ik opgemerkt? Eerst en vooral - en zeer belangrijk - enorm veel positieve en goede inzet. Ik zie tal van geëngageerde leerkrachten, toegewijde directies, massa's enthousiaste leerlingen. Werkelijk waar. De toekomst van Brussel ziet er rooskleurig uit, op voorwaarde dat we er goed mee omgaan. En jammer maar helaas, daar wringt het schoentje.

De Groote Doorlichting
Het voelt een beetje aan als het begin van een Groote Oorlog. Inspecteurs uit alle hoeken van Vlaanderen maken zich op om naar het front te gaan. Vergeef me de woorden, maar het boe-Brussel waar de boe-scholen zijn met daarin de boe-kinderen, boezemt nog steeds angst in. Of op zijn minst drempelvrees. De inspectie wéét immers al dat het in Brussel verkeerd loopt. De vergelijkende tabellen Vlaanderen-Brussel spreken al een decennium voor zich. Met een bonzend hart in de keel zullen onze inspecteurs al even nerveuze directies aanspreken, leerkrachten en terloops leerlingen ondervragen, programma's nakijken, checklists aflopen en hopelijk ook nog wat levendige indrukken opdoen over de realiteit van het schoolleven in Brussel. Methodes worden gewikt en gewogen. Verslagen opgesteld. En dan? … Dat is de Groote Vraag.

Pijnpunt Nederlands
Neem nu de trots en de enorme inzet van ons Nederlandstalig onderwijs in Brussel: het Nederlands. Het taalonderwijs zelf, dus. Eerlijk gezegd, het is pover gesteld. In het 6e leerjaar kunnen leerlingen zich amper uitdrukken, zowel mondeling als schriftelijk, laat staan één zin schrijven zonder fouten. Hun woordenschat is beperkt, hun opgebouwde zinsconstructies zijn banaal of gewoon fout. Zinnetjes als 'Mag jij even komen, juf?' (in plaats van 'Kan jij…') zijn schering en inslag in alle scholen. Met deze schijnbagage gaan leerlingen dan naar het middelbaar. Daar gaan ze natuurlijk helemaal de mist in. Kinderen die humaniora aankunnen, komen terecht in het technisch onderwijs, enzovoort. De oude mallemolen blijft draaien, de neerwaartse studierichting heeft het meeste succes!

Het gevolg daarvan is dat onze enthousiaste en gemotiveerde leerlingen vreselijk gefrustreerd geraken. Ze voelen zich machteloos, gaan twijfelen aan zichzelf en beschouwen zich op den duur als dommeriken en nietsnutten. Daar zie je dan ook de effecten van op de arbeidsmarkt. Of liever op de werklozenmarkt. Et voilà, daar komen we in gewestelijk vaarwater. Heeft de Vlaamse Gemeenschap haar taak volbracht? Dat is een ander verhaal.

Maar hoe is het nu zo ver kunnen komen? Voor mij - en dit is een op ervaring gebaseerde, persoonlijke opinie - ligt een van de voornaamste oorzaken bij een gebrekkige methode. Veel blabla en weinig structuur. Als we ervan uitgaan dat een taal zich intuïtief moet aanleren, dan slaan we de bal goed mis. Speelse leermethodes leveren soms echt resultaat op, maar er moet ook plaats zijn voor het serieuze werk: de grammatica, de wiskunde van de taal. De afbouw van alles wat structuur geeft in het onderwijs, is werkelijk nefast. Ik leer, jij leert, hij of zij leert, wij leren, … dat moet er weer in! Open en gesloten lettergrepen, werkwoorden, lidwoorden, geef die kinderen alstublieft weer wat houvast! Ze staan te popelen om het te leren, laten we het nu niet verbrodden! Een aangeleerde structuur in één taal maakt je in één klap wegwijs in tien andere talen.

Gezien de meertalige context in Brussel moeten we het Nederlands steeds meer gaan aanleren als een vreemde taal. En liefst op een klassieke manier: je start vanuit een tekst, daaruit haal je een woordenlijst die je laat instuderen, en je legt een grammaticale regel uit. Rond af met oefeningen woordenschat, grammatica en zelf zinnetjes maken, mondeling en schriftelijk. En zo ga je verder, hoofdstuk per hoofdstuk. In de jaren 1990 hadden wij in het middelbaar Eventail om Frans te leren. De boekenreeks stak structuur in de taal en liet toe stelselmatig op te bouwen. Nu is ons taalonderwijs steeds meer als een moeras. Eender wie, zelfs de beste, moet en zal erin verdrinken. Is het zo dat je de liefde voor een taal opbouwt? Volgens mij niet.

Brede eerste graad
Inderdaad, de minister heeft gelijk. Iedereen moet eens een hamer kunnen vasthouden en we gunnen iedereen het plezier om carpe diem te scanderen. Waarom niet? Een gemeenschappelijk eerste jaar middelbaar met een beetje van alles, om echt zin te kunnen krijgen in iets. Nog een idee: bied een leuk timmeratelier aan in de lagere school. Constructieve en vanuit talent gemotiveerde keuzes maken, het is een mooi vooruitzicht en een nobel doel.
Maar! Ons Brussels beroepsonderwijs trappelt veel te vaak ter plaatse. Echt goed uitgeruste ateliers zijn zeldzaam. Samenwerken met privépartners kan of mag niet. Karikaturaal gesteld moeten leerlingen leren bouwen zonder betonmolen en elektriciteit leren leggen zonder stopcontacten. Moeten ze straks hout leren bewerken zonder hout?

Veel wordt aangereikt, maar hoeveel technieken krijgen leerlingen ook echt onder de knie? Basiskennis, zoals het meten van een oppervlakte, ontbreekt. Leerlingen vullen er soms uren met hangen en niksen, als ze al naar school komen… Het is een realiteit in Brussel. Spijtig van de verknoeide tijd.
En dan zijn er ook nog de ontmoedigde en uitgebluste leerkrachten. Je zou voor minder, gezien de torenhoge sociale problemen bij te veel leerlingen. Eigenlijk zou elke school een voltijds maatschappelijk werker in huis moeten hebben, die ook bij de leerlingen thuis op bezoek mag. Je kan van leerkrachten toch moeilijk verwachten dat ze alles aankunnen en alles moeten dragen? Het is zo al moeilijk genoeg.

Gaten in de infrastructuur
Wat is er dan zo moeilijk voor die leerkrachten? Ze hebben toch twee maanden vakantie, zeker? Ja, dat zegt men dan. Maar kom zelf maar eens een dag - begin zelfs beter met een halve - voor de klas staan. Je zingt onmiddellijk een toon lager. Het is een toffe job, maar ook een harde en lastige taak. De anderstalige realiteit, met onafgestemde methodes en de sociale problemen. Doe daar bovenop nog eens de grote gaten in de infrastructuur.

En dan heb ik het niet alleen over die honderden kinderen die elk jaar geen plaats vinden in het onderwijs wegens het gebrek aan klaslokalen, leerkrachten, enzovoort. Veel scholen hebben bijvoorbeeld geen refter. Dan eten ze maar in de klas. Goed gevonden als noodoplossing, maar dat houdt wel in dat de leerkracht zijn of haar pauze niet kan nemen zoals het hoort en ook niet even stoom kan afblazen onder volwassenen. Maar ook de leerlingen worden opgejaagd. Eet wat sneller, weet je wel? En dan hup, buiten.

Maar... ook de speelplaatsen lijken vaak te zijn gekrompen. Die worden in tweeën opgedeeld (bijvoorbeeld bij de scheiding van de campus van een Nederlandstalige en Franstalige school, of opgeofferd aan containerklassen. Daarom voeren veel scholen shifts in. Ook goed gevonden, ja, behalve dat leerkrachten dus dubbel zo vaak toezicht moeten houden. Daar gaat alweer een kwartier van hun middagpauze. Dan moet er nog snel even vergaderd worden voor een project. Nog een kwartier weg. Papieren moeten ingevuld worden. Veel papieren. Vaker gaat het om administratie dan om echte lesvoorbereidingen. De hoeveelheid leerstof zou in twintig jaar tijd trouwens zowat verdubbeld zijn.

En dan heb je last but not least het lerarenlokaal. Dat ontbreekt in veel scholen. Of bestaat het wel, maar is het minimalistisch. Daar vinden we één tafel met daarrond acht stoelen voor een korps van twintig leerkrachten. Wie eerst komt, eerst maalt en eerst zit. Daar tref je maar één microgolfoven en één kleine koelkast, in een hoek gedrumd tussen het kopieerapparaat en de kartonnen dozen schoolmateriaal. Uit die frigo en oven komt dan een onaangenaam geurtje, want voor de schoonmaak is niemand echt verantwoordelijk. Op tafel ligt steevast een stapel schooltijdschriften in de weg. Gelukkig brengen leerkrachten vaak snoepjes en chocolaatjes mee voor elkaar. Dat maakt veel goed. Met een kopje koffie erbij, lekker. Als je je kop dan maar niet vergeet zelf uit te spoelen in de afwasbak. Enfin, zo wordt dus het laatste kwartier van de pauze doorgebracht.

Dan nog even naar het toilet. Uit ervaring weet ik dat er weinig toiletten voor volwassenen op scholen zijn. Leerkrachten moeten gaan op of bij de kindertoiletten. Soms wordt ergens op een gang overhaast een kabinet bijgebouwd. In elk geval is er niet veel privacy.

Voorts is me op een school nog nooit een lift opgevallen. Trappen, gangen en nog eens trappen, dat wel. Wat dus met leerkrachten die een dagje ouder worden en iets minder goed te been zijn? Wat met leerlingen die hun been gebroken hebben, wat met materiaal, wat met banken die verhuisd moeten worden? Als leerkracht kan je maar beter over stevige spierballen beschikken.

En zo komen we aan bij de sportinfrastructuur. In veel scholen is er geen turnzaal meer. Alweer uit plaatsgebrek of omwille van verouderde infrastructuur. Turnlessen worden dan maar in de gangen gegeven, in containers of op een kwartiertje stappen van de school vandaan. Ook de zwembaden zitten overvol, dus worden de zwemuren afgeschaft. Misschien moeten we aan alternatieven beginnen te denken: muurklimmen of paardrijden. Dankzij veel goede wil van turnleraren wordt er toch nog zinvol aan sport gedaan. Gelukkig maar.

Staken voor meer
Als volwaardige werknemer van de overheid zou je verwachten dat elke leerkracht tenminste een draagbare computer ter beschikking gesteld zou krijgen. Neen hoor, daar moeten ze ook zelf voor instaan. In het beste geval staan er een paar gedeelde computers in het lerarenlokaal. Maar is dat alles een manier om respectvol met je personeel om te gaan? In hun plaats was ik waarschijnlijk al lang beginnen te staken… Als je een bediende aan het werk zet, dan geef je hem toch ook een degelijk bureau, een bureaustoel, een telefoon, een computer en schrijfgerief?

Als we iets aan de kwaliteit van het Brussels onderwijs willen doen, moeten we eerst en vooral beginnen met het erkennen van de inzet, de kwaliteit en de expertise van onze leerkrachten. We moeten hen respecteren, correct betalen en de juiste middelen geven. Instroom vanuit de privésector moet zeker meer gestimuleerd worden, met erkenning van anciënniteit bijvoorbeeld. En ook leerkrachten die in Brussel geboren en getogen zijn, moeten er een plaats kunnen krijgen. Heel positief zijn volgens mij de 'vliegende' leerkrachten die her en der in de klassen ondersteuning bieden.

Hopelijk luisteren de inspecteurs naar de leerkrachten. Hopelijk vliegen de rapporten niet meteen de onderste lade in. Hopelijk komt er weer wat structuur en methodiek. Hopelijk...

Want ik wens Brussel een voorrangspositie toe op alle onderwijsschalen van de wereld. Ik wens het voor mijn kinderen en voor alle andere. Want telkens als ik een klas voor mij zie, denk ik: wat gaat er worden van die persoon en die persoon? Soms volstaat één dag om een hele klas in je hart te sluiten. Meestal zijn het geen engeltjes, maar toch. Brusselse leerlingen zijn zo de moeite waard.

Tot slot, aan iedereen een fijn schooljaar gewenst.

Karen Van den Bossche, Pedagogisch medewerker rond architectuur en geschiedenis in de Brusselse grootstad

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Opinie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni