René Adams was 13 in 1945: 'Dagen vol avontuur'

Niels Ruëll
© Brussel Deze Week
04/07/2013
Hoe was het om dertien te zijn? Een zomer lang stellen we de vraag aan Brusselaars uit verschillende decennia. Benieuwd naar verschillen en gelijkenissen. Speelden ze op straat? Smeekte de stad om verkend te worden? Wat zat er in de boterhammendoos? Voormalig journalist René Adams bijt de spits af. Hij was dertien in 1945.

"I k was 13 in 1945. Ik ben opgegroeid in een arbeiderswijk in Anderlecht. Het Klein Eiland, een enorm rangeerterrein dat aansluit op het huidig Zuidstation, was in 1944 meermaals gebombardeerd. Een paar V1's vielen niet ver uit onze buurt. De scheuren in ons huis werden zo groot dat we moesten verhuizen naar een meer burgerlijke buurt wat verderop. Elke dag nam ik de tram, de 76 als ik me niet vergis, naar het Koninklijk Atheneum in de Eikstraat, vlakbij Manneken Pis. We hadden zes dagen per week les. Je kwam binnen langs een hoge, zware houten poort. Meteen links bevond zich de loge van de conciërge. Die waakte over het binnen- en buitengaan. Dertienjarigen mochten 's middags niet buiten eten. Uiteraard perfectioneerden we de kunst van het buitenglippen. Om kwart voor vijf was de school gedaan. Voor we naar huis gingen, gunden we onszelf nog wat vrije tijd. Tijdens die gestolen uren maakten we kennis met de stad. Dàt, nog meer dan de school, heeft een grote invloed gehad op wie ik geworden ben. Had ik in Anderlecht, Zemst of Dilbeek school gelopen, zou het anders uitgedraaid zijn."

Two nineteen
"Op straat rondhangen, kijken. Veel meer konden we niet doen. In 1945 was de jeugd platzak. Een terrasje doen of een broodje kopen, dat zet er echt niet in. Broodjeszaken bestonden trouwens niet. In de cafés zaten de grote mensen. Daar mochten wij niet binnen. Dus doolden we door de stad. Naar de trappen van de Beurs, de Kleine of Grote Zavel, de Kunstberg... De Kunstberg was nog een aaneenschakeling van straten en bomenrijen. Je vond er heel wat een boekhandels en galerijen. Daar kocht ik later de boeken die me getekend hebben: Sartre, Camus, Simone De Beauvoir, ..."

"Nog tijdens de oorlog heb ik mijn eerste jazz-plaat gekocht. Van een gast die aan de Academie studeerde. Ik weet nog hoe hij heette. Guy Huygens uit de Menenstraat in Sint-Jans-Molenbeek. Een 78-toeren plaat van Louis Armstrong. De titel ontsnapt me, maar ik herinner me nog goed wat hij zong. (Zingt) Two nineteen done took my baby away. Pas na meerdere luisterbeurten had ik door dat two nineteen naar een trein verwees. Vandaar in het volgende zinnetje: Two seventeen gonna bring her back some day. Dan zingt hij over haar. Hoe ze voor hem zorgde. Stood in a corner, with her feet soaked and wet. Begging each an every man that she met. En wat vroeg ze? If you can't give a dollar, gimme a lousy dime, can't give a dollar, gimme a lousy dime. Just to feed that hungry man of mine (lacht). Dat was mijn eerste kennismaking met de jazz. Het is me een raadsel hoe Guy Huygens het klaarspeelde om tijdens de oorlog aan die platen te geraken. Jazz was niet geliefd bij de bezetter. Maar Brussel is een stad waar altijd gefoefeld is. Na de Bevrijding, in september 1944, brachten de Amerikanen en Canadezen jazz mee. De eerste platen die wat plooiden. Daar en toen is mijn passie voor jazz ontstaan."

"Ik vertel dit omdat het deel uitmaakt van het grote besef dat mijn wereld anders zou worden dan die van mijn ouders. Een beetje anders willen zijn dan je vader en je moeder, is natuurlijk. Maar de snelheid waarmee die verwijdering er kwam, was enorm."

"De sfeer in Brussel na de Bevrijding is moeilijk te beschrijven. Hypocriet of niet, de blijdschap was enorm. Op de tweede dag ben ik naar het centrum gegaan. Daar was zoveel volk dat ik panikeerde. Ik heb me toen bevrijd van de massa om terug naar huis te gaan."

Het verdriet
"Iets voor mijn dertiende keek ik met verbazing naar de vele eigenaardige mannen op de tram. Eigenaardig door hun rare hoeden en lange baarden. Dat was de joodse gemeenschap van Anderlecht die naar hun handelszaken aan het Zuidstation gingen. Op een dag waren ze weg. Dat had ik niet meteen door. Maar na enkele weken viel het zelfs voor een dromer als ik op. Ze waren gedeporteerd. Maar dat recapituleer je achteraf. Op het moment zelf kende ik het concentratiekamp niet. Mijn broer zat er nochtans al. Maar dat wisten we niet. We dachten dat hij in Sint-Gillis vastzat. Ik ben nog aan de hand van mijn moeder naar de gebouwen van de Gestapo op de Louizalaan gegaan om informatie te krijgen. Hugo Claus schrijft daarover in Het verdriet van België."

"Vier maanden voor de Bevrijding van Brussel is mijn vijf jaar oudere broer opgepakt door de Gestapo. Jozef Adams. We zijn zonder nieuws gebleven. We vermoeden dat hij de allerlaatste weken van de oorlog in Brandenburg om het leven gekomen is nadat hij in de concentratiekampen gezeten had. Hij bleek deel te hebben uitgemaakt van het gewapend verzet. Een paar dagen voor zijn arrestatie waren vrienden van hem opgepakt. Mijn ouders vonden dat hij zich moest verbergen. Hij heeft dat niet gedaan. Niet gewild. Het was een ontzettende schokkende gebeurtenis. Ik was nog kind, ik wist niet hoe ik daarmee om moest gaan. Ik had er geen woorden voor. Ik onderging. Het was een heel rare tijd."

Taalstrijd
"Op school kwam haast iedereen van elders: Anderlecht, Sint-Gillis, Halle, Evere, Waver. In de ene hoek van het gebouw zaten de Franstaligen, in de andere de Nederlandstalige leerlingen. We deelden de binnenkoer. Af en toe legden we een knoop in onze sjaals en sloegen we elkaar (lacht)."

"Taal en Frans in het bijzonder speelde een grote rol in mijn ontplooiing. Hier in België bestonden nauwelijks vertalingen van buitenlandse literatuur. Van Dostojevski bestonden geen Nederlandse vertalingen of het waren heel oude uitgaven die je enkel in Nederland kon op de kop tikken. Dostojevski las ik in het Frans. Door de kennis van het Frans heb ik mij nooit de mindere beschouwd in Brussel."

"Het was een erg woelige tijd. Maar uiteraard ook een boeiende. De dagen zaten vol avontuur. Elke dag was er iets nieuws. Je wist er niet altijd blijf mee. Ik viel van verbazing in verbazing. Ontdekking volgde op ontdekking, volgde op ontdekking."

"Gestimuleerd door de vrijheidsdrang, raapte ik op mijn dertiende al mijn moed bijeen en vroeg vader om me niet langer mee te nemen naar de mis. Mijn ouders waren beiden katholieke mensen. Al is christelijk misschien een juister woord, want ze hadden de strenge moraal die protestanten kenmerkt. Ze hadden een afkeer van de kerkelijke hiërarchie. Thuis werd er niet gebeden. Wel gingen ze elke zondag naar de mis. Tot mijn enorme verbazing zei mijn vader: 'Bon, dat moet je dan later zelf maar zien.' Ik ben nooit meer naar de kerk geweest."

Stekerlapatte
"Ineens was de wereld niet meer beperkt tot mijn wijk. Ik zag andere manieren van leven, andere mensen. Brussel was burgerlijker dan Anderlecht. Het taalgebruik was er minder grof. In mijn wijk zag je al eens een man met een bijl achter zijn vrouw aanlopen. Op het middaguur zag ik van op de trappen van de beurs goed geklede heren bier drinken uit blinkende metalen pinten. Nadien pas begreep ik dat Guinness op temperatuur in ijskoude potten gegoten werd. Later zag ik de eerste zwarte op restaurant. Een Nigeriaan, van kop tot teen in het gewaad. Brussel leerde me het andere te aanvaarden. Het fundamenteel racistisch gevoel is me onbekend. Brussel is mijn dorp."

"Ik kreeg eens lappen van mijn vader omdat ik na de Bevrijding de straat opliep met een boterham en een stuk chocolade dat hij bemachtigd had. Weet je waarom? 'Er zijn zoveel vriendjes die niet eens weten wat chocolade is. Daar loop je niet mee rond.'"

"Ik was een kind van de straat. Er was geen andere speelplaats dan de straat. De eerste gymnastiekzaal en de eerste basketbalring zag ik op school. We speelden met pijl en boog. Stokken werden degens. We schermden op de trappen van de kerk, voetbalden met gebroken ballen en tennisballen op straat. Het Pajottenland lag aan onze voeten. Het achterland dat nu is volgebouwd, was één groot veld. Je moest maar een paar minuten stappen en je zat tussen het graan, de wortels en ajuinen. Langs die velden liepen we naar de vijver in Dilbeek of naar de Pedebeek. Dikkopjes zoeken en op stekerlapatte vissen. Op de kermis hoorde ik voor het eerst de Andrew Sisters zingen: drinking rum and cocaaaa cola."

"Trams zagen er helemaal anders uit dan vandaag. Ze hadden geen deuren en reden veel trager. Je kon er op- en afspringen. Wij deden dat. Soms zaten we op de schokbrekers, tot woede van de conducteur of de controleur. Als we met hen ruzie gemaakt hadden, bonden we zoveel mogelijk blikken samen en knoopten dat vast aan de schokbreker. Dan reed die tram met de rammelende blikken dwars door de stad. Hoogdagen waren het wanneer we op het Hertoginneplein of aan de Beurs blikken zagen die wij in Anderlecht aan de tram gehangen hadden (kirt het uit van plezier)."

Ik was 13 in ...

Hoe was het om dertien te zijn? Een zomer lang stellen we de vraag aan Brusselaars uit verschillende decennia. Benieuwd naar verschillen en gelijkenissen. Speelden ze op straat? Smeekte de stad om verkend te worden? Wat zat er in de boterhammendoos? 

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, Ik was 13 in ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni