Reportage

Op stap met studenten Urban Studies: 'Brussel is als een gebroken spiegel'

Bram Van Renterghem, Tim Gatzios
© BRUZZ
08/11/2018
© Bart Dewaele | Studenten stedenbouw in Brussel: Gvantsa Chubinidze uit Georgië, Job Zomerplaag uit Nederland, Luisa Alcocer uit Mexico en Velin Volodiev uit Bulgarije.

Af en toe is het interessant te weten hoe buitenstaanders naar Brussel kijken. Want: “The last thing a fish would notice, is the water.” Daarom trok BRUZZ vier internationale studenten Urban Studies aan de mouw, om van hen te horen wat er van deze stad te maken valt. “De internationaal bekende verbrusseling is nog steeds aan de gang.”

De studenten zijn hier tot eind januari omdat ze deelnemen aan de 4 Cities Erasmus Mundus Master in Urban Studies aan de VUB en ULB. Na Brussel trekken ze nog naar Wenen, Kopenhagen en Madrid, waar ze telkens de stad in duiken, en alle theorieën en modellen toegepast zien. De studenten beleven naar eigen zeggen een geweldige tijd in Brussel, “een kleine wereldstad die volop in beweging is.” Wij trokken samen met hen door het centrum, waar de fysieke vernieuwing volop aan de gang is.

Studenten stedenbouw in Brussel.
© Bart Dewaele

Centrale Lanen: ‘Spelen met de kaarten die je hebt’

We spreken af aan de uitgang van metrohalte De Brouckère, op het stukje Anspachlaan dat al vernieuwd is. De studenten kijken ietwat verveeld naar het nieuwe plaveisel, de perkjes en de houten schuttingen eromheen. “Het is natuurlijk nog niet helemaal af,” zegt Job Zomerplaag uit Rotterdam, “maar ik zie dat er heel wat ruimte ingenomen wordt door extra terrassen. Daar hou ik niet zo van.” Velin Volodiev uit Sofia treedt hem bij. “Er moeten meer bankjes in plaats van bars en koffiehuizen komen,” zegt hij. “En het is nogal op maat van de winkelketens. Het mag niet te commercieel worden.”
We kijken omhoog, en zien het Muntcentrum en de oude Philips­toren boven de stad uittorenen. “Die gebouwen zijn totaal buiten proportie,” zegt Gvantsa Chubinidze uit Tbilisi. “Het contrast is veel te groot. Ook qua materialen vloeken die gebouwen met de rest van de straat.”

Job ziet dat anders. “Ik hou net van het grote contrast tussen bijvoorbeeld het Muntcentrum en het klassieke operagebouw, dat erachter ligt. Die botsing tussen twee werelden, die typisch is voor Brussel, vind ik interessant.” Niet dat hij of de andere studenten de twee mastodonten mooi vinden. Al pleit niemand voor de afbraak ervan.

“Akkoord, als je helemaal opnieuw zou beginnen, zou je ze niet zetten,” zegt Velin. “Maar nu ze er staan, moet je ermee aan de slag.” Of zoals Luisa Alcocer uit Mexico-Stad het samenvat: “Je moet spelen met de kaarten die je gekregen hebt." Concreet denken de studenten aan een dakterras, boven op de sokkel van het Philipsgebouw en een verticale plantenmuur. “Wie weet hoe je er later op terugkijkt,” mijmert Luisa. “Het is zoals met auto’s. Eerst zijn ze mooi, dan vindt men ze lelijk, en plots zijn het oldtimers, en zijn ze weer mooi. In elk geval: deze gebouwen gaan ze niet afbreken, dat is veel te duur.”

"Creëer een kwaliteitsvolle publieke ruimte, en mensen zullen die zelf wel een invulling geven"

Velin Volodiev, student stedenbouw uit Sofia

Velin Volodiev, student stedenbouw uit Sofia (Bulgarije)

Parking 58: ‘België: het Bulgarije van West-Europa’

Toch is dat net wat er met Parking 58, onze tweede halte, is gebeurd. We kijken naar de grote, lege rechthoek waar ooit een tien verdiepingen tellende parkeergarage stond, als een enorme vestiging Sint-Katelijne van de centrale lanen afsnijdend. We vragen aan de studenten wat ze denken dat hier in de plaats komt. “Een gigantische Manneken Pis?” grinnikt Job. Gvantsa schudt het hoofd. “Een kantoorgebouw natuurlijk,” zegt ze. “Een gebouw afgooien voor een park of iets anders dat niet veel opbrengt, is veel te duur.”

“Klopt,” zegt Job, “maar alles hangt af van hoe het gebeurt. “Ik heb niet de indruk dat er een coherente visie op lange termijn is. De verbrusseling die internationaal bekend is, en ook in onze klas een thema is, is nog steeds aan de gang. Je ziet het hier bijvoorbeeld aan het kanaal, waar nieuwe blokken worden opgetrokken die onbetaalbaar zullen zijn voor de mensen die er nu wonen. In Brussel is het niet duidelijk van wie de stad is en wie de touwtjes in handen heeft. Is dat het Gewest? De Stad Brussel, het noorden of het zuiden van het land? Of zijn dat toch de bouwpromotoren? Sommigen profiteren alleszins van deze vaagheid, om er hun kortetermijnding te doen.”

Terwijl Job zijn betoog houdt, wordt ons groepje bijna omver­gereden door een breed zwenkende lijnbus. We willen de straat oversteken, maar het bijna onzichtbaar geworden zebrapad op de drukke Lakensestraat loopt dood op betonblokken. De studenten lachen ongelovig. “In mijn thuisland zeggen we dat België het Bulgarije van West-Europa is,” zegt Velin. “En dat is géén compliment.”

"Brussel is een stad die je gemoed weerspiegelt"

Gvantsa Chubinidze, studente stedenbouw uit Tbilisi, Georgië

Gvantsa Chubinidze, studente stedenbouw uit Tiblisi, Georgië

Beurs: ‘Geen biermuseum maar een geldmuseum’

Via Sint-Goriks wandelen we naar de Beurs, waarin een biermuseum komt. Dat plan wordt gemengd onthaald. Luisa en Gvantsa vinden het een goed idee. De jongens daarentegen, zijn sceptisch. “De vele cafés hier zijn het beste biermuseum,” zegt Velin. “Het lijkt wel alsof men de ziel daar wil uithalen om hem artificieel in een gebouw te stoppen.”

Zoals steeds zitten de trappen voor de beurs vol met voorbijgangers die er afspreken of even uitrusten. “Kan dat nog als het een museum wordt?” vraagt Job. “Het Engelse woord voor beurs is trouwens exchange. Die uitwisseling gebeurt nu al spontaan, denk maar aan de dagen na de aanslagen. Dat moet zeker behouden blijven. Een museum kan, maar liever geen biermuseum. Het gebouw heeft qua geschiedenis niks met bier te maken. Een museum over geld zou al beter zijn.”

Het andere idee van het aftredend schepencollege, om van de Anspach­laan een ‘Belgian Avenue’ te maken, wordt op hoon onthaald. “Dat is geforceerd,” zegt Luisa. “Een goed­kope marketingtruc. Ik zou daar nooit voor naar Brussel komen. Je moet de straat en dit plein natuurlijk laten evolueren. De mensen creëren zelf wel een invulling voor de plek.” Velin knikt. “Creëer een kwaliteitsvolle publieke ruimte, en mensen zullen die zelf wel een invulling geven. Zoals na de aanslagen, toen mensen spontaan hierheen kwamen.”

We willen verder naar Lemonnier, maar dat is zonder Gvantsa gerekend. Ze heeft haltgehouden bij een vrouw met een fret op de arm. Ze aait het beestje en maakt een praatje met de vriendelijke eigenares. “Dat bevalt me wel aan Brussel,” zegt ze. “Het is een stad die je gemoed weerspiegelt. Als ik lach, lachen de mensen terug. Dat is niet overal zo. Zo wou ik in Frankfurt een hond aaien en snauwde zijn bazin me toe dat dat niet mocht. Daarom geef ik Brussel een 7 op 10.”

Luisa vindt dat cijfer te hoog. Ze geeft een 6,5. “Lager dan voor Mexico-Stad. De mensen daar zijn blijer,” zegt ze. “En hier in de stad hangt geen Brusselse sfeer. Het is een stad in stukken, ze vormt geen geheel.” Dat vindt ook Gvantsa. “Zelfs één buurt voelt niet als een geheel. Brussel is als een gebroken spiegel.”

studenten 3 BRUZZ ACTUA 1637
© Bart Dewaele | Studenten Stedenbouw op stap in Brussel: Gvantsa uit Georgië, Luisa uit Mexico, Velin uit Bulgarije en Job uit Nederland.

Lemonnier: 'Heeft iemand hier eigenlijk wel over inrichting nagedacht?’

Die versplintering wordt zichtbaar door van de Beurs tot aan Lemonnier te wandelen, een stuk Brussel dat vorig jaar in het nieuws kwam door rellen waarbij jongeren winkels plunderden en politie en brandweer aanvielen. Of de studenten de buurt kunnen omschrijven. “Als vergeten,” zegt Luisa. Ze wijst op de bankjes, de gebouwen en de winkels. “Zelfs de eigenaars van de winkels proberen niet. En heeft iemand hier eigenlijk wel over de inrichting nagedacht? Die bankjes kijken uit op de gevels! Daar is toch niks te zien?”

Die slechte inrichting leidt volgens de studenten tot een gebrek aan respect bij de bewoners, wat tot nog meer verwaarlozing leidt. “Er gaat veel geld naar het centrum, maar niet naar deze arme buurt, en dat merken de mensen,” zegt Job. “De inwoners hier, voornamelijk mensen met een migratieachtergrond, identificeren zich niet met deze stad,” vervolgt hij. Dat is in steden zoals Londen of Berlijn wel anders. Wat maakt het verschil? “Ik heb naar een Belgische identiteit gezocht, maar die nog niet gevonden,” geeft Job als verklaring. “Belgen voelen zich eerder Vlaming of Waal, en dat komt in deze stad ook tot uitdrukking. Voor nieuwkomers lijkt me dat lastig te begrijpen.”

Een participatief project dat rekening houdt met de wensen en verwachtingen van de inwoners, is volgens de studenten een mogelijke piste om de buurt opnieuw in te richten. Al valt het hoge verloop in Brussel de studenten wel op. “Ik ben hier een maand en heb nog geen enkele native ontmoet,” zegt Gvantsa. Of zoals Job het zegt: “Brussel is een zes-maanden-stad.”

studenten 2 BRUZZ ACTUA 1637
© Bart Dewaele | De groep Studenten langs de werf van de piétonnier.

Zuidstation: ‘In Brussel kan je tenminste de hemel zien’

We komen bij onze laatste bestemming en proberen de studenten een reactie te ontlokken over de ruimte­lijke janboel genaamd Europa-esplanade – het langwerpige plein voor het Zuidstation. Maar de vis bijt niet. “Die toren (Zuidtoren, red.) staat op de goede plaats,” zegt Gvantsa. “Ik zeg niet dat hij mooi is, maar hij staat er.”

Over het plan van het Gewest om extra torens rond het station te bouwen, zijn de meningen verdeeld. “Een goed idee,” zegt Velin. “Maar dan wordt het een tweede Noordwijk,” werpt Job tegen. Ook Gvantsa is niet te vinden voor meer kantoortorens, maar dan om een heel andere reden. “Brussel is niet zoals New York,” zegt ze. “Hier kan je tenminste de hemel zien.”

We sluiten de tour af met een streekbiertje op het Rouppeplein. Dat Brussel een versplinterde stad is, daar is iedereen het over eens. Of dat een probleem is, daar verschillen de meningen over. Opnieuw is het de mannen tegen de vrouwen. Luisa en Gvantsa pleiten voor meer coherentie. We wijzen haar op het gat aan de overkant, waar binnenkort een studentenhome met ondergrondse parking komt.

Moet dat dan in dezelfde stijl als de meeste andere gebouwen? “Ja,” zegt ze overtuigd. “Wat goed is aan dit plein, is dat alles even hoog is. Het nieuwe gebouw moet daarbij aansluiten, en mag ook qua stijl niet te veel contrasteren. Het moet passen.” Velin schudt het hoofd. “Dat mag geen fetisj zijn,” zegt hij. “Zo vind ik Parijs een saaie stad, de visie van één man (Haussmann, red.) in werkelijkheid gebracht. Contrast mag best, daarom dat ik bijvoorbeeld Sofia ook zo fascinerend vind.” Job knikt. “Maar andere structurele zaken zoals hoogte of vorm van de blokken moeten wel gelijk zijn. Dan kan je contrasteren.”

In september 2020 zijn de studenten terug in Brussel, voor hun diploma-uitreiking. Dan is BRUZZ er weer bij, voor een nieuwe vragenronde.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel, Stedenbouw, studenten , stadsplanning

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni