Ik daal de keldertrap af van het gebouw waar mijn vriendin en ik een appartement huren. Het is een oud, slecht onderhouden rijhuis tegenover het Josaphatpark in Schaarbeek. Onze zekering is gesprongen.
Ik duw tegen de kelderdeur. Opeens beweegt er iets in de pikzwarte duisternis. Op onze reservematras ligt een man; hij draait zich op zijn zij, wrijft in zijn slaapogen. Even blijft het stil, terwijl we elkaar aanstaren, dus vraag ik maar: “Ça va?”
“Oui oui.”
“Ah oké, desolé.” Ik sluit de deur. Pas halverwege de trap dringt het tot me door wat er net gebeurd is (op de koop toe heb ik de zekering niet aangeschakeld!).
's Avonds ga ik er opnieuw langs; onze matras staat keurig rechtop tegen de muur, het beddengoed steekt netjes opgevouwen in de versleten ladekast. Onze fiets blijkt verdwenen. Het enige dat door me heen schiet is: “T'inquiète, fietsen deden we toch niet.”
Ik schakel de zekering weer aan, slenter fluitend de kamer uit en sluit de deur.
Bavo G. Leenknegt