Ik moet welgeteld vier zebrapaden oversteken van mijn voordeur in Koekelberg tot aan de metro. Elke dag heb ik bij één van de vier wel prijs: er nadert een auto, ik neem aan dat die wel zal stoppen, begin het zebrapad over te steken, maar de auto versnelt voor mijn voeten, terwijl de chauffeur glimlacht en zijn hand opsteekt. Als dankgebaar dat hij nog snel door mocht.
De Brusselse chauffeurs kijken nooit boos. Ze zijn altijd blij dat ik hen doorlaat. In de rest van het land zijn het nochtans vriendelijke voetgangers die hun hand omhoogsteken naar de auto's die stoppen.
Grappig, denk ik bij mezelf, hoe Brussel toch altijd een beetje de omgekeerde wereld is. Een eiland waar we de regels aan onze laars lappen.
Na het vierde zebrapad wandel ik het Elisabethpark in, waar nog niet zo lang geleden een jonge stepper omver gemaaid werd door een politiewagen.
Bij nader inzien doe ik als zwakke weggebruiker toch liever zelf het dankgebaar. Ik beloof het met een even grote glimlach te doen.
Alex Van den Bosch