Interview

Nederlands in Brussel onder druk: 'De burger wordt minder goed bediend'

Sara De Sloover
© BRUZZ
06/07/2022

Het is steeds slechter gesteld met de dienstverlening in het Nederlands in de Brusselse lokale besturen, schrijft de Brusselse vicegouverneur Jozef Ostyn aan de vooravond van de Vlaamse feestdag in zijn jongste jaarverslag. Ook duiken er steeds vaker structurele problemen op wat de naleving van de taalwet betreft. “Maar ik raak niet ontmoedigd. Mijn werk heeft een belangrijke signaalfunctie.”

Jozef Ostyn (55), voormalig kabinetschef van onder anderen Brussels oud-minister Brigitte Grouwels (CD&V), is precies tien jaar bezig als vicegouverneur van Brussel. Donkere wolken pakken samen boven zijn kantoor op de bovenste verdieping van het Park Atrium-­gebouw vlak bij Brussel-Centraal als hij ons ontvangt, en lijken zo een metafoor voor de inhoud van zijn nieuwste jaarverslag, dat vorige week verscheen.

Veel mensen kennen uw rol niet. Alleen Brussel heeft een vicegouverneur ...
JOZEF OSTYN: ... Vlaams-Brabant heeft wel een Franstalige adjunct-gouverneur, die bevoegd is in de faciliteitengemeenten. Wij zijn allebei erfopvolgers van de vicegouverneur van de provincie Brabant, toen die nog bestond.

Hoe omschrijft u zelf uw job aan mensen die hem niet kennen?
OSTYN: Ik zeg dat ik toezie op het naleven van de bestuurstaalwetgeving bij aanwervingen of promoties in Brusselse lokale besturen – iedere ambtenaar moet wettelijk tweetalig zijn. Dat betekent: op zijn of haar niveau over een taalattest in de andere landstaal beschikken van Selor, het selectie- en testbureau van de federale overheid. Dat is de objectieve basis waarop ik oordeel om een aanstelling al dan niet te schorsen.

Daarnaast behandel ik klachten van mensen die geconfronteerd worden met problemen qua taalgebruik in Brussel, inbreuken op diezelfde bestuurstaalwetgeving.

Mijn functie is al iets bekender dan vroeger, omdat er al wat bekendmakingscampagnes rond zijn gebeurd, en omdat telkens als mijn jaarverslag verschijnt, er wel wat politieke discussie over is.

Het aantal klachten neemt ook toe, al is het in absolute cijfers nog altijd weinig: van een tiental klachten in de jaren voordien, naar 23 in 2020 en 33 in 2021. Maar de functie is inderdaad vooral administratief. De burger ziet mij niet zo vaak optreden.

Uit uw jaarverslag voor 2021 blijkt dat u zowat 3.500 personeelsbeslissingen van Brusselse lokale besturen afgetoetst hebt aan die bestuurstaalwetgeving. Daarvan heeft u er zes op de tien geschorst.
OSTYN: Ook de voorbije jaren schommelde dat rond de 60 procent. Slechts 18 procent is in orde met de taalwetgeving, en 22 procent van de aanstellingen heb ik tijdelijk getolereerd. Dat gaat om kortlopende contractuele aanstellingen, van niet langer dan een jaar.

Zowel bij Nederlands- als Franstaligen is er een significant verschil tussen de statutaire benoemingen, waar ongeveer driekwart in orde is met de bestuurstaalwetgeving, en de contractuele aanwervingen, waar maar tien procent of minder het vereiste Selor-diploma in de andere taal heeft. (Lees verder onder de grafiek)

OCMW's werven nog maar heel weinig statutairen aan, bijna iedereen is contractueel. Bij de gemeenten is die verhouding iets meer in balans. In de OCMW's heb ik zo in 2021 94 procent van de contractuele aanwervingen moeten schorsen of tijdelijk tolereren, omdat ze niet in orde waren – zowel bij Frans- als Nederlandstaligen overigens.

Zeker bij contractuelen gebeurt het weleens dat zij in de jaren daarna alsnog dat Selor-taalattest halen. Vorig jaar kwamen er bijvoorbeeld nog 87 taalattesten achteraf binnen voor hetzelfde jaar, en nog een kleine zestig van eerdere jaren. Maar dat is geen volledig cijfer, besturen zijn niet verplicht die later verworven taalattesten te melden.

Als u een aanstelling schorst, betekent dat echter niet dat die persoon de job niet krijgt.
OSTYN: Als ik een aanwerving schors, kunnen de lokale besturen hun beslissing daarna herbevestigen. Die moeten gemeenten dan doorsturen aan het Gewest, OCMW's aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie GGC (tweetalig overheidsorgaan dat zich in het Brussels Gewest bezighoudt met gemeenschapsmateries, red.) Die kunnen de aanwerving dan eventueel vernietigen. Bijna altijd herbevestigen lokale besturen. Op gewestelijk niveau wordt er geen beslissing genomen. Men laat de termijn gewoon passeren.

Is die situatie dan niet heel frustrerend voor u?
OSTYN: (Gretig) Die vraag wordt altijd gesteld, maar nee. Het kan de indruk wekken: wat brengt dit nu eigenlijk op? Maar in de werkelijkheid heeft mijn werk een belangrijke signaalfunctie.

Dit is een van de aanmoedigingen, net als de taalpremie, om mensen alsnog aan te zetten om dat taalbrevet te halen.

Stel dat we dit nu niet zouden doen. Dan zou alles gewoon Franstalig zijn en zou de wet helemaal niet meer gerespecteerd worden. Mijn jaarverslag blijft de problemen onder de aandacht brengen, en is op die manier een aanmoediging zowel voor het beleidsniveau, voor het administratieve niveau als voor de persoon zelf om toch te proberen om zich in regel te stellen.

De mensen die recht hebben om gefrustreerd te zijn, zijn vooral de burgers die niet in hun taal geholpen worden. Er komen nu meer klachten binnen.

“Het is extra wrang als overheidsdiensten die ermee belast zijn de burger te bestraffen als die de wet niet volgt, zelf de wet niet naleven"

Jozef Ostyn, vicegouverneur Brussel

1807 11 juli Gouverneur Jozef Ostyn 1

Een van de bevredigende aspecten van deze job is dat je vaststelt dat mensen die een klacht indienen al verbaasd en verheugd zijn dat iemand hun klacht serieus neemt. En als ik het soms kan oplossen, zijn ze daar zeer erkentelijk voor.

Dat is een drijfveer voor u.
OSTYN: Jazeker, mijn basishouding is dat burgers er recht op hebben dat de overheid haar eigen wetten respecteert.

Een van de positievere punten: de laatste jaren gaan personeelsdirecteurs van Brusselse gemeenten en OCMW's meer het gesprek met ons aan. Ze willen graag weten wat ze kunnen doen. Onlangs kreeg ik een aanwerving binnen van een contractueel van wie het contract al een paar keer was verlengd, en in dat besluit stond: 'We hebben hem ingeschreven voor een Selor-taalexamen.'

De gemeente had dus zelf het heft in handen genomen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat personeelsdiensten mensen de weg wijzen naar Selor, en hen ook over hun koudwatervrees heen helpen.

Zestig procent geschorste aanstellingen toont wel dat er nog veel werk aan de winkel is. Wat zou voor u een langetermijnoplossing zijn, zodat Frans- én Nederlandstaligen altijd in hun taal terechtkunnen in Brussel?
OSTYN: Een langetermijnoplossing moet over alle beleidsniveaus heen gevonden worden. Dat begint niet verbazingwekkend bij het onderwijs. Pas op, ik stap niet mee in de redenering: 'We kunnen geen tweetaligen vinden.'

Ik zeg niet dat dat niet waar is, ik zeg alleen dat dat geen excuus is. Onderwijs is een bevoegdheid van de gemeenschappen. Als je leest dat maar acht procent van degenen die afstuderen uit het Franstalig secundair onderwijs in Brussel Nederlands kennen, tja dan is er een probleem. Zeker als zij al sinds het derde leerjaar Nederlands krijgen op school.

Er is verder, denk ik, ook een belangrijke rol weggelegd voor gewestelijke diensten als Actiris, om werkzoekenden te stimuleren om taalcursussen te volgen. Uiteraard moeten de gemeenten en OCMW's blijven eisen dat men tweetalig is.

Te vaak zegt men op dit moment: 'De situatie is niet mijn fout'. Maar de enige oplossing is er een waarin iedereen zijn of haar verantwoordelijkheid neemt.

Er is nog een element dat deel uitmaakt van de negatieve langetermijntendens: er zijn steeds minder gemeenten en OCMW's waar de 50-50-pariteit op leidinggevend niveau gerespecteerd wordt (de vicegouverneur schorste in 2021 dertig van zulke aanstellingen wegens schending van die taalpariteit, red.). Je kunt die gemeenten in beide categorieën op de vingers van één hand tellen. En dat is niet altijd zo geweest. Daar zijn waarschijnlijk verklaringen voor, zoals de concurrentie met Vlaanderen, waar je voor sommige functies beter betaald wordt. Maar die leidinggevenden zijn een heel belangrijk voorbeeld voor de mensen die voor hen werken.

1807 11 juli Gouverneur Jozef Ostyn 3

| Ostyn: "Soms krijg ik geen enkele respons als ik klachten aankaart, bijvoorbeeld bij Parking.brussels, en dan kan ik ook niet bemiddelen."

Ik heb u duidelijk niet horen pleiten voor een tweetaligheid van de dienst in plaats van de persoon, waarvoor soms stemmen opgaan.
OSTYN: Dat zou ten eerste geen tweetalige dienstverlening zijn, want wat dan als de Nederlandstaligen toevallig ziek of met vakantie zijn?

Ik ga ook niet akkoord met de premisse dat het onrealistisch is om in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waar ook veel Vlaamse pendelaars werken, van overheidspersoneel te eisen dat het tweetalig is.

Eén kwart van de jobs bij OCMW's in Brussel raken momenteel niet ingevuld, meldde BX1 onlangs. Als ze dan toch een kandidaat zonder taalattest vinden, is dat dan niet beter dan geen medewerker?
OSTYN: Dan kan je ook iemand aanwerven die niet kan lezen en schrijven. Iemand die de twee talen niet kent, kan de job enkel doen voor Franstaligen.

De vraag is heel concreet: is de overheid er voor de burger, of de burger voor de overheid? Ik ga uit van het principe dat het het eerste zou moeten zijn.

Maar verandert er nu eigenlijk stilaan iets voor de Nederlandstaligen in Brussel?
OSTYN: Ik slaag er dus af en toe in een aantal klachten en problemen op te lossen, en ook hou ik bepaalde issues levendig. Los ik daarmee alle problemen van de Nederlandstaligen in Brussel op? Zoals ik in mijn verslag schrijf, eigenlijk groeien die helaas.

Er zijn de punctuele klachten – meneer of mevrouw X heeft een rijbewijs in de verkeerde taal gekregen – maar we worden ook steeds meer met structurele problemen geconfronteerd. Die te maken hebben met de manier waarop men informatica instelt, of met de taalkennis van de politie.

Toen er nog een gemeentelijke politie bestond, waren bijna alle gemeentelijke politiemensen tweetalig. Dat gemiddelde is de laatste twintig jaar verschrikkelijk achteruitgegaan. Ik weet dat er allerlei redenen zijn. U zult me niet horen zeggen dat de korpschefs – van wie er trouwens een behoorlijk aantal Nederlandstalig zijn – daar geen aandacht voor hebben. Maar het is wel een probleem. Het is extra wrang als overheidsdiensten die ermee belast zijn de burger te bestraffen als die de wet niet volgt, zelf de wet niet naleven.

Als de vraag is: worden mensen nu beter of minder goed in hun taal bediend dan vroeger, dan is het antwoord helaas dat laatste. De tendens gaat in de verkeerde richting. Je kunt niet naast de feiten kijken. Zo is het gewestelijk parkeeragentschap intussen verantwoordelijk voor ongeveer een derde van mijn klachten.

Wat is daar het probleem qua taal?
OSTYN:
Alles. De meest elementaire regels van de bestuurstaalwetgeving worden daar met voeten getreden. Parking.brussels stuurt boetes in het Frans naar Nederlandstaligen in Brussel, én naar Nederlandstaligen in het Nederlandstalige taalgebied (Vlaanderen, red.). Zelfs wanneer ze geconfronteerd worden met het feit dat ze de verkeerde taal hebben gebruikt, weigeren ze een vertaling te sturen. Er is een Nederlandstalige klachtendienst die blijkbaar bijna niet te bereiken is. En ga zo maar door.

Ze zeggen ook – dat hoor ik nu heel vaak – dat er 'een probleem was met hun IT-systeem'. Ook Bpost is daar een voorbeeld van. Maar die IT'er die dat systeem opzet is geen expert in bestuurstaalwetgeving, die doet wat hem of haar gevraagd wordt.

Ik kan enkel bemiddelen als er klachten komen. Maar soms krijg ik geen enkele respons op mijn vragen, bijvoorbeeld van Brutélé of van Parking.brussels, en dan kan ik ook niet bemiddelen.

Mijn vaste principe als ik klachten behandel is om leidende ambtenaren aan te schrijven. Als ik echter een structureel probleem vaststel, breng ik het beleidsniveau daar ook van op de hoogte. Dat heb ik dus gedaan bij Parking.brussels, dat als voogdijminister Elke Van den Brandt (Groen, red.) heeft. Ze heeft laten weten dat ze ermee bezig zijn.

Het jaarverslag van de vicegouverneur kun je hier terugvinden.

Vlaamse feestdag in Brussel

11 juli staat in Brussel gelijk aan 'Vlaanderen feest, Brussel Danst'. BRUZZ was er bij met een live-uitzending vanuit het centrum van de stad.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel, Samenleving, Vlaamse feestdag in Brussel, jozef Ostyn, vicegouverneur, Frans, Nederlands leren, Nederlands, Selor, bestuurstaalwet

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni