Zowel Pascal Smet, Brussels staatssecretaris belast met Erfgoed en Stedenbouw (one.brussels-Vooruit) als partijgenote Ans Persoons, schepen van Stedenbouw en Openbare Ruimte in Brussel-Stad, hebben vanaf dan geprobeerd het dossier weer vlot te trekken door te praten met de betrokken partijen. “We wilden vermijden dat er eindeloze procedures zouden volgen en het uiteindelijk een stadskanker zou worden,” zegt Smet. “Ook wilden we dat het gebouwenblok goed geïntegreerd zou zijn in de geplande nieuwe aanleg van de openbare ruimte.”
Doorgang van Kunstberg naar Zavel
De stad Brussel vroeg onlangs immers aan landschapsarchitect Bas Smets om een betere verbinding te maken tussen de beneden- en bovenstad. “Onderdeel daarvan is de verbinding tussen de Kunstberg en de Zavel,” zegt Persoons. “Op de Kunstberg heb je geen idee dat de Zavel vlakbij is. Het massieve gebouw van de Koninklijke Bibliotheek (KBR) staat er namelijk tussen.”
Het is dan ook de bedoeling om een doorgang te creëren, dwars door het gebouw en de binnentuin van de KBR naar de Strostraat en zo naar de Zavel. Ook het Gerechtspleintje (met de blauwe vlaggen) moet voor bezoekers een veel aantrekkelijkere tussenstop worden op weg naar de Zavel. Omdat de buurt opengegooid moet worden, hebben Smet en Persoons ook een aantal beslissingen genomen ten aanzien van het Lebeau-project: het gebouw waarin tot voor kort Taschen zat, mag niet gesloopt worden en op het gelijkvloers moet er een publieke functie komen.
Ook het gebouw op de hoek van de Strostraat en Ruisbroekstraat moet blijven staan. Na de renovatie zal het gehuurd worden door het Brussels parlement, maar voor Smet en Persoons moet er beneden een groot café ingericht worden. De gebouwen in de Lebeaustraat dan. Die mogen, indien het niet anders kan, wel gesloopt worden. Hier is het namelijk de bedoeling dat de huidige, gesloten gevel opengewerkt wordt met winkelpanden. En beneden, aan het Gerechtsplein, moet het hotel komen. Smet: “Daar zijn we voorstander van want het zal nieuw leven brengen op het plein. En neen, de toren wordt niet zo hoog dat er vergezichten geschaad worden.”