Voormalig minister-president Charles Picqué (PS) bekijkt de hele formatie met wat afstand, maar ongerust is hij zeker. Het Brusselse model staat onder druk. En hij kan moeilijk begrijpen waarom er geen akkoord te vinden lijkt. “Wij wilden Brussel laten lukken. Dat is weg vandaag.”

©
Saskia Vanderstichele
| Charles Picqué, grondlegger van het Brussels Gewest: 'We zijn ook, vijfendertig jaar na de oprichting, erg kwetsbaar'.
Charles Picqué (PS) over 1 jaar zonder regering: ‘Droomscenario voor Vlaams-nationalisten'
Charles Picqué is zowat de belichaming van het Brussels Gewest. Hij was de eerste minister-president en leidde in totaal bijna twintig jaar een Brusselse regering. Geen enkele deelstaat in dit land heeft een politicus gekend die zo’n grote invloed heeft uitgeoefend als Picqué.
Picqué ligt zo mee aan de basis van wat Franstaligen graag ‘le fait régional’ noemen: het idee dat de Brusselaars op eigen benen kunnen staan, een hoofdstad kunnen maken op het kruispunt van twee gemeenschappen, en die een blik op de wereld hebben. Er groeide een eigen identiteit, inclusief een communautaire pacificatie.
Maar die dynamiek staat vandaag fors onder druk. Kunnen de Brusselaars het nog? Dat is de vraag. Een regering vormen lukt niet, en Brussel staat op de rand van een financieel bankroet. Tegelijk vechten drugsbendes het uit en stijgen de armoede en de dakloosheid.
De afspraak met Picqué vindt plaats in het hippe Le Bar du Matin. Picqué steekt meteen van wal. Hij heeft zich goed voorbereid, al staat er op een van zijn notities ook in het groot geblokletterd ‘Niet vergeten: de schildpad uitlaten.’ Picqué moet er zelf om lachen. Er is nog een leven naast de politiek.
Hoe kijkt u naar dit jaar zonder regering?
Charles Picqué: Ik ben zowel triest als verbijsterd. Er wordt niet met elkaar gesproken. We weten dus niet eens waar het precies botst of op welke punten de partijen elkaar niet vinden.
We zijn ook, vijfendertig jaar na de oprichting van het Brussels Gewest, erg kwetsbaar. Twee vragen hebben voor mij altijd vooropgestaan: zijn we in staat om een efficiënt beleid te voeren als Brusselaar, en kunnen we dat doen zonder in communautair vaarwater te belanden?
We zien voor het eerst dat er zich een probleem voordoet door de keuzes die Vlamingen hebben gemaakt (een meerderheid met N-VA, red.) en het antwoord daarop van de Franstaligen (de PS die die meerderheid niet wil, red.). Zo is het communautaire in de Brusselse politiek geslopen. En dat is geen goede evolutie.
Wat er nu gebeurt, speelt helemaal in de kaart van wat ik zou noemen de separo-confederalisten. Brussel is een belangrijk symbool als succes in de samenwerking tussen Franstaligen en Vlamingen. We zijn niet alleen een gewest, maar ook een schakel tussen de twee gemeenschappen. Dat staat vandaag onder druk.
Bestond er in het verleden dan geen discussie tussen Vlamingen en Franstaligen?
Picqué: Natuurlijk wel. Er was de episode met Vic Anciaux, toenmalig staatssecretaris voor de Volksunie, die eind 1997 uit de Brusselse regering is gestapt door de taalkaders bij de brandweer. Maar zelfs toen werd er gepraat. Ik trok naar Anciaux, en hij vroeg me of ik de gevoeligheden van de Vlaamse beweging wel kende. Ik antwoordde hem: “Jazeker, in 1934 werd het eerste Comité voor de bescherming van het Nederlands in Brussel opgericht.” Ik kende mijn pappenheimers. Om maar te zeggen: het kan geen kwaad om zich in de andere te verplaatsen. Anciaux heeft nadien de hoffelijkheid gehad om de Brusselse regering niet in moeilijkheden te brengen.
'Niemand heeft veel zin om in een regering te stappen die forse hervormingen moet doorvoeren'
Gewezen minister-president van Brussel
Waarom loopt het vandaag moeilijk en kunnen de partijen elkaar niet vinden?
Picqué: Er zijn drie elementen: de ideologische tegenstellingen tussen rechts en links. Dan is er de begroting. Niemand heeft veel zin om in een regering te stappen die forse hervormingen moet doorvoeren. En drie: de persoonlijke relaties. De capaciteit om met elkaar te praten is er niet.
Komt dat omdat het om neofieten gaat?
Picqué: Zeker. Laaouej komt van het federale niveau, en ook David Leisterh is relatief nieuw. In mijn tijd wilden we Brussel laten lukken. Het was een generatie van politici die wist dat er gevochten was voor een Brussels Gewest, die ook gezien had hoe Brussel mismeesterd werd toen er nog geen Gewest was. De Brusselminister in de nationale regering moest toen letterlijk op een klein stoeltje zitten.
Het was ook de tijd dat er niet geïnvesteerd werd in Brussel, tenzij dan voor een verregaande bruxellisation, de tijd van de ‘utilitaristische stad’. De nationale regering gebruikte de stad voor eigen doeleinden. De huidige generatie Brusselse politici heeft die tijd niet gekend, en lijkt daarom minder te willen vechten om het te doen slagen.
Zijn die politici zich dan onvoldoende bewust van het risico dat die tijd kan terugkomen?
Picqué: Als ze het nu nog niet doorhebben, zal dat nooit gebeuren. Premier De Wever heeft gezegd: “Brussel zal om geld vragen, en dan zullen we onze voorwaarden opleggen.” Wat nu gebeurt in Brussel, is een droomscenario voor de Vlaams-nationalist.
U ging als een van de enige PS’ers niet akkoord met uw partij toen die besliste om een veto te stellen tegen N-VA. Waarom?
Picqué: Laat het duidelijk zijn dat ik geen grote fan ben van N-VA. Ik begrijp ook dat Laaouej weinig vertrouwen heeft in die partij. Wat ik niet begrijp, is dat er niet gepraat is. Dan kan je veel beter uitleggen waarom je niet wil samenwerken. Mensen in Vlaanderen begrijpen niet dat je zelfs niet wil praten met de eerste partij van het land. Of dat je die partij racistisch noemt.
In Vlaanderen is PS de kop van Jut omdat het beheer in Brussel te wensen overlaat, met vooral de ontsporende begroting. Draagt uw partij hier geen zware verantwoordelijkheid?
Picqué: De financiering van Brussel is altijd fragiel geweest. We hebben twee keer een herfinanciering moeten vragen. Dus, ja een budgettaire voorzichtigheid is altijd nodig geweest. En in 2017 zijn de ontsporingen begonnen. En dat was lang voor Covid, hé.
Er heerste te veel een wafelijzermentaliteit. Kreeg de ene minister 5 miljoen euro, dan moest de andere minister dat ook krijgen. Zo werden er geen echte keuzes gemaakt. Er zijn agentschappen opgericht omdat die rechtstreeks door de minister konden worden aangestuurd. Is dat een verantwoordelijkheid van de PS? Neen, dat is een collectieve verantwoordelijkheid.
Ook zit Brussel vast in zijn regionale carcan en heeft het nooit kunnen profiteren van een solidariteit met de omliggende rand (waar veel mensen wonen die in Brussel werken, red.). Ik heb altijd gewaarschuwd dat dat een gevaar inhield. Er was ooit wel sprake van een metropolitane gemeenschap, maar die heeft nooit gewerkt omdat de Vlamingen dat niet wilden.
Ja, de Brusselaars dragen een verantwoordelijkheid voor de budgettaire ontsporing – zo is Kanal een folie die voor mij niet had gehoeven – maar er is ook het institutionele kader waarbij de andere deelstaten te weinig het belang inzien van hun hoofdstad, als economische motor, en als venster op de internationale gemeenschap. Dat heeft me zwaar ontgoocheld.
Hoe ziet u het nu verder verlopen?
Picqué: Ik hoor Brusselaars soms zeggen: “Misschien zou het niet zo slecht zijn als we onder federale voogdij vallen.” Dat doet me pijn, het betekent dat ze twijfelen aan de capaciteiten van de Brusselaar om hieruit te raken, terwijl we al drie decennia bewijzen dat het wel kan.
Lees meer over: Politiek , Brussel zonder regering
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.