Reportage

Het mysterie van de verdwijnende Zoniënree: 'Druk van honden is hoog'

Steven Van Garsse
© BRUZZ
27/10/2022
© Ivan Put | Boswachter Bram Aertsen: “Reeën wennen na een tijd ook aan de mens, maar het blijven schuwe dieren.”

Terwijl de ree het in Vlaanderen de laatste jaren wel goed doet, is die in het Zoniënwoud op zijn retour. Echte verklaringen zijn er niet, hypotheses wel. De hondendruk bijvoorbeeld, want vorig jaar beten die al vijftien reeën dood. Wij trokken met boswachter Bram Aertsen het bos in, op zoek naar het grootste wild van het woud.

Een keer heeft boswachter Bram Aertsen een jong reeënkalfje gezien, onverhoeds, vlak voor de voeten. Helemaal alleen, slapend in een kuil. Dat was tijdens een opleiding, in het Meerdaalwoud. “Ik wist dat ik snel weg moest. De kalfjes zijn geurloos, om ze te beschermen tegen predatoren. Maar als een mens te dichtbij komt, riskeert dat – via onze geur – de reegeit voorgoed weg te houden en dan sterft het kalfje.”

De ree, Capreolus Capreolus, is een van de meer tot de verbeelding sprekende dieren van het machtige Zoniënwoud. Wie vaak in het woud komt, treft er weleens een. Het zijn dieren die je in flits ziet, vaak onverwacht. Je ziet ze dan schichtig huppelen en springen over de varens en de bramen. Soms alleen, soms in kleine groepjes. Met wat geluk kan je ze ook in de verte roerloos zien staan.

reedef.jpg
© Bernard Laruelle | Een ree in het Oudergemse deel van het Zoniënwoud (archiefbeeld)

Maar meestal zitten ze goed verborgen. “Kijk daar,” wijst Aertsen naar een varenveld in een valleitje op een plek waar haast nooit mensen komen. “Daar zitten negen kansen op de tien reeën verschanst.” Later zien we ook, ten bewijze, de tweehoevige verse sporen in het modderige pad.

“Het kan gebeuren,” zegt Aertsen, “dat ik bomen ben aan het aanplanten, en dat ik ze zie wegstuiven, maar nadien, als ze zien dat ik het niet op hen gemunt heb en vertrokken ben, komen ze weer dichterbij, in hun vertrouwde omgeving. Reeën wennen na een tijd ook aan de mens, maar het blijven schuwe dieren.”

1818 REPO Reeen Zonienwoud 1
© Ivan Put | Dat de reeënpopulatie een dalende trend kent, is een certitude.

Maar het gaat niet zo goed met de ree in het Zoniënwoud. Dat weten we uit de Reeënmonitoring van het Instituut voor Natuur en Bos (Inbo) in opdracht van de Zoniënstichting. Jaarlijks stappen vrijwilligers 473 kilometer af en tellen de reeën op vaste parcours. Dat doen ze al sinds 2008. Het geeft geen waterdicht beeld van de reeënpopulatie, maar wel goede tendensen.

In de periode 2009-2013 waren de aantallen stabiel, zo’n 1,07 geobserveerde ree per gewandelde kilometer. Daarna viel die waarde terug tot 0,62. Die cijfers zijn in 2021 en 2022 bevestigd. Een deel van de verklaring kan liggen in het feit dat de zichtbaarheid is verminderd door opgeschoten struiken en jonge bomen, maar dat de reeënpopulatie een dalende trend kent, is een certitude.

Waarom dat zo is, is al veel moeilijker te achterhalen. Het wetenschappelijke rapport van Inbo geeft enkel hypotheses: loslopende honden, verstoring door recreatie, een verminderde vruchtbaarheid van de reegeiten, misschien zelfs stroperij. Maar antwoorden zijn er niet echt. Daarvoor is meer onderzoek nodig.

Divers bos

Dat het Zoniënwoud aan het veranderen is, en dat de reeën zich daardoor misschien beter kunnen verschansen klopt alvast. Aertsen legt uit hoe het bosbeheer grondig veranderd is. De beukenkathedraal is er nog steeds, maar wordt door de boswachters van Leefmilieu Brussel aangevuld met een meer divers bos, met ook wintereik, winterlinde en boomsoorten waar vroeger minder aandacht voor was. Het is simpel boerenverstand dat door meer boomsoorten in te zetten, het risico meer verspreid wordt. Het is immers afwachten welke bomen de klimaatverandering het best kunnen trotseren. Een gemengd bos met een goed ontwikkelde onderetage, struik- en kruidlaag is beter bestand tegen de klimaatverandering en bovendien verbeteren ook de natuurwaarden.

1818 REPO Reeen Zonienwoud 2
© Ivan Put | Het Zoniënwoud is dichter begroeid, het kan dat we daardoor de reeën minder gemakkelijk zien.

We houden halt aan een stuk bos waar de beuk nog dominant is, en waar de bosbouwers van Leefmilieu Brussel nog geen echte diversiteit hebben ingebracht. “Kijk rond, er is geen andere boomsoort te zien. Maar nog meer bijzonder is de verandering die zich voordoet.”

Op het einde van de jaren 1990 werd er onderzoek gedaan naar de vraag waarom de beuk in Zoniën zich niet op natuurlijke manier verjongde. In die periode zag men veelal het stereotiepe beeld van het Zoniënwoud: rijen statige bomen met daaronder de goudbruine blaadjes.

“Maar dat beeld klopt niet langer,” zegt Aertsen. “Ook de beuk begint jonge plantjes te genereren. De natuur heeft begrepen dat er een wissel op de toekomst nodig is, ook zonder onze ingreep. Dat heeft zeker gevolgen voor hoe het bos eruitziet. Vroeger kon ik hier honderd meter ver kijken,” zegt Aertsen. “Nu is het volledig vol gegroeid.”

Het zou dus kunnen verklaren waarom we de reeën minder goed zien. Toch zijn de onderzoekers ervan overtuigd dat er meer aan de hand is. De daling van het aantal observaties is te groot.

We wandelen naar een van de twee grote ecoducten die zijn aangelegd over de abundante weginfrastructuur die het Zoniënwoud doorkruist. We zijn verrast door het effect. De brug is zo breed dat je nauwelijks ziet dat het bos hier onderbroken wordt door een ingeslepen spoorlijn. En dat is precies de bedoeling. Glanskoppen en koolmezen springen er van berk naar berk, Leefmilieu Brussel probeert er populaties van het vliegend hert – een zeldzame kever en het grootste insect van Europa – met elkaar te verbinden, en natuurlijk profiteren ook de reeën van die infrastructuur.

1818 REPO Reeen Zonienwoud sporen 1
© Ivan Put | Reeënsporen in het Zonienwoud.

Het ecoduct is een van de maatregelen om de reeënpopulatie te beschermen. “We willen de populaties zo divers mogelijk houden en inteelt vermijden,” zegt Aertsen. “Via het ecoduct is genetische uitwisseling gegarandeerd.” Daarnaast moet het ecoduct ook het aantal verkeersslachtoffers bij reeën verminderen. Op dat vlak is alvast resultaat geboekt: dankzij de ecoducten zijn er minder aangereden reeën.

De voornaamste verklaring voor de verontrustende cijfers moet dus elders gezocht worden. En dan wordt gekeken naar de recreant. Het Zoniënwoud kent sinds corona een echte toename van bezoekers. Ze komen er wandelen, fietsen, joggen en mountainbiken. Ook jeugdbewegingen vertoeven er graag. Te veel recreatie spoort niet met de rust die de natuur zo hard nodig heeft. Dus moet er gemanaged worden, zodat delen van de natuur gevrijwaard blijven van te veel bezoekers.

“Natuurlijk zijn we blij dat er meer bezoekers zijn in het bos,” zegt Aertsen, “maar de nieuwe bezoekers, onder meer sinds corona, zijn niet altijd zo vertrouwd met de regels hier. En dat maakt het niet altijd makkelijk.”

Neem nu het ecoduct, dat bij uitstek voor de oversteek van dieren is bedoeld. Het ligt op een plek ver van de begaanbare paden, maar er staan ook wildcamera’s, en die hebben al meermaals mensen gefilmd. “Mensen zonder honden, mensen met honden aan de leiband, maar ook soms loslopende honden. Dan weet je natuurlijk dat we niet goed bezig zijn,” zegt Aertsen.

Honden. Het is een onderwerp waar Aertsen lang over kan uitweiden. Het leidt tot die kleine conflictjes tussen de gebruikers van het bos. “Ik heb veel discussies gehad met vrienden die honden hebben. Baasjes begrijpen soms de interactie tussen hun viervoeter en andere mensen niet zo goed. Het is hun ‘baby’, maar ze beseffen niet dat als iemand niet zo van een hond houdt, of er zelfs bang voor is, dat de hond daarop reageert.” Wat bij mensen onderling al tot spanningen kan leiden, is a fortiori voor de reeën waar. Reeën zijn heel stressgevoelig. Met honden in het bos, zijn ze voortdurend op de vlucht en vinden ze geen rust. Honden met hun jachtinstinct lopen er ook achteraan. Ja, ook de best getrainde hond.

Aertsen: “Hondenliefhebbers zeggen me: ‘Een hond is toch ook de natuur.’ Dan kijk ik toch even vreemd op. Want een hond heeft onderdak, krijgt eten en moet niet, zoals de ree, wachten op de eerste zonnestraal om zich wat te kunnen opwarmen na een koude winter. Dat kan je toch niet vergelijken.”

"Reeën zijn heel stressgevoelig. Met honden in het bos, zijn ze voortdurend op de vlucht en vinden ze geen rust"

Boswachter Bram Aertsen

Beetsporen

Dat de druk van honden op het reeënbestand steeds groter wordt, valt simpel af te lezen uit de laatste Reeënmonitor. Het aantal dode reeën waarbij de hond als hoofdoorzaak wordt aangeduid neemt stelselmatig toe in Brussel. Was het er één in 2019, en zeven in 2020, dan waren er in 2021 maar liefst vijftien dode reeën met beetsporen.

Het is waarom er momenteel een discussie loopt in het parlement om de leiband voor honden te verplichten in het hele bos. Zoals in Vlaanderen en Wallonië. Aertsen: “Ik weet wel dat het een moeilijke politieke beslissing is, maar het is echt beter voor het behoud van onze natuur.”

Aertsen heeft in de bijna vijftien jaar dat hij boswachter is een flinke dosis relativeringsvermogen ontwikkeld. “Wat we hier meemaken, is perfect normaal. Het is een bos aan de zuidrand van een metropool, waar het altijd druk is. Hier kunnen mensen tot rust komen. Ook de globalisering speelt mee. We zien het fenomeen van Oost-Europese paddenstoelenplukkers. Paddenstoelen oogsten maakt deel uit van hun cultuur, en vaak zijn er in hun thuisland ook eindeloze bossen. Maar hier is dat verboden. Door de pluk gaan mensen dieper in het bos, weg van de paden. En dan krijgen we die verstoring die zo nefast kan zijn voor de reeën.”

Uiteindelijk krijgen we geen ree te zien. Dat was ook zo vooraf ingeschat door Aertsen. Een ree zien is een lucky shot. We stoten wel, niet ver van het ecoduct, in de sleuf van een betonnen vleermuiskelder, op een blauw Quetchua-­tentje. Een trui en een slaapzak hangen te drogen. Aertsen meldt zich, tevergeefs. Hij opent de tent en ziet dat ze goed vol ligt. De eigenaar is er niet. Ook dit fenomeen bestaat: daklozen die hun toevlucht zoeken tot het Zoniënwoud.

1818 REPO Reeen Zonienwoud boswachter Bram Aertsen 1
© Ivan Put | De beukenkathedraal is er nog steeds, maar wordt door de boswachters van Leefmilieu Brussel aangevuld met een meer divers bos, met ook wintereik, winterlinde en boomsoorten waar vroeger minder aandacht voor was. Het bos wordt zo resistenter tegen de klimaatopwarming.

Aertsen ziet alweer de grootstad die tegen het woud aanleunt: “Het is dezelfde anonimiteit die maakt dat mensen eenzaam kunnen worden, en dan een huisdier nemen. Maar net zo goed raken mensen op de dool en dan zien we ze hier in een tent liggen. Soms zijn het psychiatrische patiënten, of mensen met een oorlogstrauma, die zich met stokken beginnen te verdedigen. Dat zijn geen eenvoudige situaties en we vragen dan soms bijstand van Samusocial.”

We zijn terug waar we onze reeëntocht hadden aangevat, aan het impressionante houten boswachtersgebouw van Leefmilieu Brussel in Ukkel. Een collega heeft, na een telefoontje van Aertsen, het blauwe tentje en alle spullen al opgehaald. Het is een hele uitzet, inclusief koffie- en scheermachine.

De boswachters proberen te achterhalen, via de correspondentie die ze in de tent vonden, of ze hem kunnen bereiken. Als dat niet lukt, hangen ze een bericht op de plek waar de tent werd aangetroffen, zodat de man zijn spullen kan komen ophalen. Ja, boswachters hebben een hart voor de natuur, maar de mens wordt niet vergeten.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel, Milieu, reeën, Zoniënwoud, flora, fauna, boswachter, bram aertsen, wild

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni