Analyse

1.000 alleenreizende kindmigranten verdwenen in 2020: 'Wantrouwen overheerst'

Felien Dekorte
© BRUZZ
28/04/2021

| Minor Ndako helpt jonge vluchtelingen

In de afgelopen drie jaar werden in dertig Europese landen meer dan 18.000 verdwijningen van niet- begeleide minderjarige vluchtelingen gemeld. In België waren er 2.642 meldingen, voornamelijk uit Brussel. "De realiteit is dat veel minderjarigen geen asiel aanvragen of opvang aanvaarden.”

“Al een jaar lang verbleef Abdul* bij ons. Hij ging hier naar school, had een voogd en er liep een asielprocedure. Eigenlijk stelde hij het goed.” Toen de 14-jarige Afghaanse Abdul op een dag na schooltijd niet terug naar opvang- en beleidingscentrum Minor Ndako kwam, heerste een grote ongerustheid onder begeleiders, aldus directeur David Lowyck.

“Andere jongeren zijn vaak open en eerlijk over het feit dat ze transmigrant zijn, maar bij Abdul waren er geen aanwijzingen dat hij van plan was om te vertrekken.” Zowel Child Focus als de politie werd op de hoogte gebracht van de verdwijning. Al snel bleek de jongen niet helemaal van de radar verdwenen.

“We waren altijd in contact gebleven met de alleenstaande moeder in Afghanistan. Blijkbaar had de oudere broer van Abdul asiel gekregen in Duitsland, en had de moeder de jongste instructies gegeven daarheen te verhuizen. Een oom die in België verbleef maar niet voor hem kon zorgen, bracht Abdul met de auto." Doordat begeleiders erin slaagden contact te houden met de minderjarige via sociale media, kregen ze later het nieuws van Duitse autoriteiten dat hij veilig en wel was aangekomen.

Zoals Abdul verdwenen in twee jaar tijd meer dan 18.000 niet-begeleide minderjarige vluchtelingen in Europa, met of zonder informatie over hun parcours. Dat cijfer zou evengoed een over- als onderschatting kunnen zijn volgens het Europese onderzoekscollectief Lost in Europe, die de cijfers verzamelde en analyseerde in samenwerking met De Standaard, Knack en VRT NWS. De chaotische informatievergaring verhindert een goed zicht op het probleem, zo ook in Brussel.

Brusselse verdwijningen

“Op zich zijn er geen aparte Brusselse cijfers”, zegt woordvoerster Lies Gilis van Fedasil, het federale agentschap voor de opvang van asielzoekers, “maar de meeste meldingen komen uit onze Oriëntatie- en Observatiecentra, die allemaal in het Brussels gewest liggen.” In 2020 ging het om 583 verdwijningen - ook hier was de impact van corona merkbaar -, in vergelijking met 1.072 in 2019 en 987 in 2018.

In de meeste gevallen treft de politie een jongere op straat en maakt die daar melding van bij de dienst Voogdij. “Daarop worden ze gebracht naar een aanmeldcentrum of centrum voor Oriëntatie en Observatie (OOC), waar ze een asielaanvraag kunnen doen en informatie krijgen over de mogelijke procedures”, legt Gilis uit.

Ook wie geen asielaanvraag wil indienen, komt in een OOC terecht. “Daar wordt een signalementsfiche opgemaakt - waar komt het kind vandaan en waar wil het heen? - en geven we info over de mogelijke procedures.”

Maar liefst 344 jongeren boden zich in 2020 nooit aan in een OOC. 225 minderjarigen vertrokken dan weer spontaan uit die centra. Veertien verdwijningen van bijzonder jonge of kwetsbare kinderen werden gecategoriseerd als 'onrustwekkend'. Gilis: “We zetten alles op alles om vertrouwen te winnen, maar we kunnen hen niet dwingen te blijven.”

Vertrouwensband

Niet alleen Fedasil, maar ook de dienst Voogdij en Child Focus verzamelen hun eigen cijfers. Slechts 88 van de 638 verdwenen jongeren die de dienst Voogdij in 2020 telde, hadden een voogd. Toch linkt de dienst de verdwijningen niet noodzakelijk aan de wachttijd voor die ondersteuning.

“Veel kindmigranten verdwijnen al in de eerste dagen na hun aankomst in het OOC”, zegt diensthoofd Communicatie bij de FOD Justitie Sharon Beavis. Ook bij kinderen met een voogd, zoals Abdul, kan een verdwijning nog voorvallen. "De realiteit is dat veel minderjarigen in België geen asiel aanvragen of opvang aanvaarden.”

Extra kwetsbare of jonge kinderen krijgen sneller een voogd en worden eerder naar een kleinschaliger opvangcentrum gestuurd. Bij kleine centra als Minor Ndako vormen verdwijningen eerder een uitzondering op de regel, zegt Lowyck. “In 2020 telden we er slechts drie. Naast Abdul, ging het om twee zwerfjongeren waarvan we wisten dat ze naar het Verenigd Koninkrijk wilden." Ook met hen hielden ze contact tot de aankomst. "Een verdwijning waarbij we helemaal niets van de jongere horen, is uitzonderlijk.”

"Tijdens de eerste opvangfase in het OOC bevinden minderjarigen zich in een limbo tussen procedure en leven op straat"

Melanie Zonderman, platform Kinderen op de Vlucht

Dat komt volgens Lowyck omdat kleinere centra als Minor Ndako vooral tweedelijnszorg toedienen. “De kinderen die hier terechtkomen hebben er meestal al een parcours bij Fedasil opzitten en willen hier ook effectief blijven. Of ze zijn heel jong en kwetsbaar.”

De kleinschaligheid en vertrouwensband die dat creëert, kan volgens Melanie Zonderman van het platform Kinderen op de Vlucht - Mineurs en Exile niet onderschat worden. “Alles begint bij dat vertrouwen. Het Europese kader zegt dat een voogd best wordt aangewezen binnen de 48 uur. Maar hier kan de eerste opvangfase in het OOC zonder voogd tot twee maanden duren en zitten zo’n vijftig kinderen en jongeren samen in één centrum. Die minderjarigen bevinden zich in een limbo tussen procedure en leven op straat.”

Het doel van de dienst Voogdij blijft dan ook zo snel mogelijk een voogd aan te stellen op maat van de minderjarige. “Voor specifieke doelgroepen met een groter risicoprofiel beschikken we over voogden die een expertise hebben in de achtergrond van de kinderen in kwestie en die zich willen verplaatsen opdat de minderjarigen zo goed mogelijk geholpen worden”, aldus Beavis.

Nuance in de cijfers

Gebrek aan informatie vormt een voedingsbron voor wantrouwen. “In Brussel zijn alle hulpdiensten aanwezig, maar vaak weten jongeren niet wat het betekent om zich te laten registreren en hebben ze schrik voor de gevolgen die eraan vasthangen”, legt Zonderman uit. “Ze kennen hun kansen op asiel in België niet en willen gewoon naar het Verenigd Koninkrijk.”

Zo kan het dat de cijfers rond verdwijningen een onderschatting zijn van het werkelijke probleem. Lowyck denkt tegelijk ook aan een aantal dubbele registraties: “De samenwerking ontbreekt vaak bij het tellen en registreren. Zoals even het geval was bij Abdul, kan een verdwijning in het ene Europese land een aankomst en nieuwe registratie betekenen in het volgende. Een centralisatie van de gegevens is dus noodzakelijk.”

"Er is niet één soort verdwijning. Sommige jongeren willen geen opvang, maar doorreizen naar familie"

David Lowyck, directeur Minor Ndako

Lowyck wijst ook op het belang van het verhaal achter de cijfers. “Meer dan focussen op de cijfers, moeten we kijken naar de beweegredenen van die kinderen en de subgroepen binnen de massa. Er zijn transmigranten en straatjongeren, bijvoorbeeld. Sommige jongeren willen geen opvang, maar doorreizen naar familie. En dan is er de groep verdwenen minderjarigen waar je je zorgen over moet maken, die in handen vallen van smokkelaars en mensenhandelaars. Er is niet één soort verdwijning.”

Herboren taskforce

Om antwoorden te bieden, heeft het kabinet van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi (CD&V) een werkgroep voor verdwijningen nieuw leven ingeblazen. Naast de minister en betrokken overheidsdiensten nemen nu ook de gemeenschappen en parketten deel aan het overleg. “Het uiteindelijke doel is een gedeelde rapportering van verdwijningen”, zegt het kabinet-Mahdi tien dagen geleden in De Standaard. “Het is belangrijk dat het parket officiële cijfers heeft om dit fenomeen op te volgen."

Ook de dienst Voogdij blijft actief deelnemen aan de herziene taskforce. “Om deze problematiek beter te beheersen, is meer intensieve informatie-uitwisseling en overleg nodig. Elk voorstel in die richting zal dus constructief besproken worden met de beleidsverantwoordelijken.”

De eerste vergadering van de werkgroep in januari focuste op preventie. Afgelopen week werd overlegd over een aangepast aanbod voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die niet in het opvangnetwerk willen integreren.

"Fedasil werkt samen met de gemeenschappen aan een aangepast aanbod voor minderjarigen met specifieke noden"

Sammy Mahdi, staatssecretaris voor Asiel en Migratie (CD&V)

"Twee derde van de verdwijningen zijn minderjarigen met een straatprofiel of in transit, die dus niet in de residentiële omkadering wensen te verblijven en geen asiel aanvragen", gaf de staatssecretaris afgelopen vrijdag als antwoord op een vraag van Kamerleden Eva Platteau (Ecolo-Groen) en Darya Safai (N-VA) binnen de commissie Binnenlandse Zaken.

Om ook deze jongeren een toekomstperspectief te bieden, moet België ook hen proberen te bereiken en bij te houden, aldus Mahdi. "Fedasil werkt samen met de agentschap Opgroeien en Aide à la Jeunesse (binnen de gemeenschappen, red.) aan een aangepast aanbod voor minderjarigen met specifieke noden."

Deze week volgt nog een samenkomst over de mogelijkheden binnen pleegzorg om minderjarigen op te vangen. “Iedereen rond de tafel heeft dezelfde instelling: stappen vooruitzetten in zowel preventie van verdwijningen als de opvolging ervan”, aldus het kabinet-Mahdi.

*Abdul is een schuilnaam.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel, Samenleving, Jongeren, kindmigranten, alleenreizende minderjarige vluchtelingen, minor ndako, fedasil, dienst Voogdij, kinderen op de vlucht

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni