Menu

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni

Saskia Vanderstichele

| Drie jaar geleden kwam Annelies De Ville aan het hoofd van een piepjonge school: de tiener- en highschoolafdeling van Campus Kompas in Schaarbeek.

Interview

Directrice Campus Kompas: ‘Elitescholen mogen een tandje bijsteken voor welzijn’

Kris Hendrickx
26/08/2025

Drie jaar geleden kwam Annelies De Ville aan het hoofd van een piepjonge school: de tiener- en highschoolafdeling van Campus Kompas in Schaarbeek. In het fonkelnieuwe gebouw timmerde ze aan een school die ook inhoudelijk vernieuwt. “Je mag niet vervallen in een soort ‘Ze kunnen het toch niet’.”

Bio

  • 41 jaar
  • Geboren in het Pajottenland, loopt school in Brussel
  • Taal- en letterkunde Nederlands (VUB)
  • Leerkracht op Anneessens Funck (Brussel-Stad) en Atheneum Brussel
  • Directeur van de tiener- en highschoolafdeling van Campus Kompas (5de leerjaar tot 6de secundair)

Hagelwitte muren, kleine boompjes en vers beton. Als de poort van Campus Kompas in de Gallaitstraat opendraait, ademt alles nieuwigheid. Annelies De Ville is volop bezig met een sollicitatiegesprek, dat voorrang heeft op alles en dus ook op dit interview. Even later blijkt de nieuwe directeur een vrouw met een duidelijke mening. "Natuurlijk kan je in de Noordwijk over seksuele opvoeding spreken. Maar dat vergt meer dan een werkblaadje met een penis onder hun neus duwen.”

Aan de telefoon benadrukte u dat u uit het Brusselse komt. Is dat belangrijk voor een leerkracht?

Annelies De Ville: Ja, je hebt stadsvaardige leerkrachten nodig. Van de 40 leerkrachten in ons team wonen er zowat 25 in Brussel. Die kennen hun weg. Zo is er Sophie, lerares kunstwetenschappen en zij-instromer. Zij heeft nog bij het Kunstenfestivaldesarts gewerkt. Als zij rond artisanale kunst werkt, belt ze even naar Christophe Coppens en regelt ze een atelierbezoek. En dan sta je daar plots in dat atelier.

Waarom deed u de stap van leerkracht naar directeur?

De Ville: Ik wou zelf aan de knoppen zitten en liefst van al een school opbouwen van een wit blad. Het moest in Brussel zijn én de school moest liefst de drie finaliteiten hebben: doorstroming, dubbele finaliteit en arbeidsmarkt (het vroegere ASO, TSO en BSO, red.). Als je meer van die scholen zou hebben, zou dat het veelbesproken watervalprobleem fel afzwakken. Leerlingen die van richting veranderen, moeten dan niet meteen de school wisselen. Zeker bij ons publiek uit de Noordwijk is het belangrijk dat de school een stabiele factor is.

6bd22ff7-brz20250827schooldirectiecampuskompasanneliesdeville1csaskiavanderstichele.jpg

Saskia Vanderstichele

| Annelies De Ville: 'Ik wou zelf aan de knoppen zitten en liefst van al een school opbouwen van een wit blad'

De grootste uitdaging voor het Brusselse onderwijs is nu al jaren het lerarentekort. Hoe loopt dat hier, en hoe rekruteert u?

De Ville: Ons lerarenkader is voor 90 procent ingevuld. De resterende 10 procent los ik via ‘tovenarij’: hier en daar een uur afpitsen van een bepaald vak, opvoeders aanwerven als er geen leerkracht te vinden is. Mijn collega-directeur van de basisschool krijgt van sollicitanten soms de vraag of hij geen vierdagenweek wil aanbieden, zodat ze minder vaak naar Brussel moeten komen. Dat vind ik nefast. Naar school gaan vraagt een routine. Zeker bij ons publiek, dat het socio-economisch niet makkelijk heeft, is dat belangrijk. Een dag midden in de week zonder Nederlands, dat voel je meteen.

Wat moet het beleid nog doen?

De Ville: Snel noodmaatregelen nemen. In plaats van een Brusselpremie kan je bijvoorbeeld elk jaar de anciënniteit verhogen in Brussel, terwijl dat nu om de twee jaar is. Een beetje alsof lesgeven hier tropenjaren zijn, ja. Het onderwijs krijgt er iets voor terug. Brussel is een laboratorium, waar leerkrachten veel sneller op uitdagingen stoten en er daardoor ook sneller vernieuwende oplossingen worden gevonden, die vervolgens hun weg vinden naar de lerarenopleidingen.

Daarnaast mag het beleid rond zij-­instromers stabieler, die voortdurend veranderende anciënniteitsregels waren een klucht. Geef die zij-instromers standaard aanvangsbegeleiding. Toen ik begon bij Anneessens Funck heeft dat mij er op moeilijke momenten doorgesleurd. Ik herinner me dat leerlingen een kauwgum in mijn haar hadden geplakt en ik er echt mee wou stoppen. Die man zei toen: “Geen sprake van, ik kom mee in je klas.” Dat was een wereld van verschil.

Scholen zijn vaak goed geoliede machines, die al vele jaren bestaan. Levert een nieuwe school als deze – u start dit jaar het vijfde secundair op – niet veel meer uitdagingen op?

De Ville: Absoluut. Bij elk sollicitatiegesprek leg ik zelf in het begin uit dat leerkrachten hier op een bepaald moment op drie muren zullen botsen: in een nieuwe school is er altijd wel een moment dat er iets aan de infrastructuur scheelt, stopcontacten die niet werken en zo. De tweede is dat we ook onze manier van onderwijs proberen te vernieuwen. Onze leerkrachten gaan hospiteren bij collega’s en ze werken samen in vakgroepen. Dat is in de eerste plaats een enorme kans om je onderwijs naar een hoger niveau te tillen, maar het vraagt extra energie, zeker omdat die werkvormen in een opstartfase zitten. De derde muur is dat we school maken in de Noordwijk van Brussel, dat vergt emotioneel wel een en ander.

Waarom vraagt lesgeven hier emotioneel meer van een leraar?

De Ville: Je hoort soms confronterende levensverhalen, van mensen zonder papieren bijvoorbeeld. Kinderen die thuis heel braaf en stil moeten zijn, krijgen plots alle mogelijkheden en dan flippen ze soms. In Hoe de straat de school binnendringt legt socioloog Iliass el Hadioui uit hoe kinderen in drie werelden leven: thuis, de school en de straat. Het is belangrijk dat kinderen in die drie culturen socialiseren. Als dat goed loopt, dan werken die drie culturen emanciperend voor elkaar, dan helpen ze kinderen om te groeien. Bij veel van onze kinderen zien we dat ze zich niet goed socialiseren in alle drie die omgevingen en dat er niet genoeg verbindingen zijn tussen de drie.

“Brussel is een laboratorium, waar leerkrachten veel sneller op uitdagingen stoten”

Jullie schoolproject hecht veel waarde aan communicatie- en sociale vaardigheden. Waarom?

De Ville: Omdat we in Brussel wonen, waar communicatie in verschillende talen belangrijk is. Het stelt je in staat om verbinding te maken met mensen. We zitten in een samenleving waar er nog zelden actief wordt geluisterd naar elkaar, waar mensen moeilijke gesprekken vaak uit de weg gaan. Je moet het niet altijd eens zijn met elkaar, maar je moet kunnen luisteren en uitdrukken hoe je je verhoudt tot de visie van iemand anders. We werken daarom vaak met de ‘cirkelen in de klas’-methode. Het idee is dat als je gewoon bent om in normale omstandigheden dingen als groep te bespreken, je die techniek ook zal gebruiken in crisissituaties, bij conflicten bijvoorbeeld.

Ook ‘zelfgestuurd leren’ staat hoog op jullie agenda. Wat moeten we daaronder verstaan?

De Ville: Laat me eerst uitleggen wat het niét is: het kind een laptop geven en een mailtje sturen met oefeningen die ze dan enkele dagen later moeten uitleggen. Zelfgestuurd leren is wél proberen om leerlingen autonomie aan te leren. Dat doen we met een mix van verschillende methodes, waarbij de leerlingen betrokken worden bij hun planning van wat ze wanneer zullen doen. Leerkrachten nemen daarbij binnen de 80 minuten die een lestijd op onze school telt verschillende rollen aan: nu eens zijn ze meer de expert, dan eerder de coach of motivator.

Het onderwijsdebat draait de laatste jaren dikwijls over de hoogte van ‘de lat’. Vaak wordt dan gezegd dat we meer nadruk moeten leggen op harde vaardigheden als taal en wiskunde. Hoe kijkt u daarnaar?

De Ville: Ik heb het gevoel dat talenkennis de voorbije jaren aan belang heeft ingeboet, ten onrechte. Dan heb ik het niet enkel over Nederlands, maar ook over Engels en Frans. De kennis van het Engels is erbarmelijk. Je hebt een soort verengelsing door series, niet door de school. Ook Frans is lange tijd afgebouwd. STEM (wetenschap, technologie, techniek en wiskunde, red.) heeft echt de bovenhand gehad. Het tij moet keren, ook voor artistieke vakken.

Wat helpt om die lat omhoog te krijgen is om kinderen focus te gunnen. Omdat de samenleving waarin ze leven erg overprikkeld is, hebben we onder meer de stille rij geïntroduceerd, een rustmoment tussen speelplaats en klas. Het hoofd van kinderen heeft dat nodig.

Ook moeten we opletten dat we niet van iedereen een master willen maken. De lat moet hoog liggen, ja, maar dat geldt net zo goed voor loodgieters of laboranten. Zeker in een grootstedelijke context mag je niet vervallen in een soort ‘Ze kunnen het toch niet’. Ook wat welzijn betreft mag de ambitie wat omhoog. Op dat vlak mogen wel wat elitescholen in Brussel een tandje bijsteken. Af en toe druppelen er op onze school leerlingen binnen van wie ik me afvraag waarom ze nooit getest zijn op bepaalde leerstoornissen.

20d1e850-brz20250827schooldirectiecampuskompasanneliesdeville3csaskiavanderstichele.jpg

Saskia Vanderstichele

| Annelies De Ville is zelf heel open over haar geaardheid op school: “Als je zo nauw samenwerkt met jongeren kan je niet anders dan jezelf zijn.”

Over concentratie gesproken: het smartphone­verbod gaat dit schooljaar in. Goed initiatief? En hoe gaat u het invoeren?

De Ville: Mevrouw Demir komt wat laat, wij hebben dat al vier jaar ingevoerd. Ook daarin is Brussel vaak een laboratorium. Nu, de modaliteiten vragen soms wel wat denkwerk en investeringen. Gsm-hotels kosten handenvol geld. Onze regel is: als we een telefoon zien, nemen we hem af. Dan mag een ouder of meerderjarige broer of zus die op het eind van de dag afhalen. Sommige ouders feliciteren me met die regel, andere schelden me uit. Over twintig jaar zullen we waarschijnlijk zeggen: “Hoe zot dat we ooit smartphones hebben toegelaten op school.”

Seksuele opvoeding veroorzaakte twee jaar geleden heel wat commotie in het Franstalige onderwijs. Hoe zit dat in uw school, met heel diverse thuisculturen?

De Ville: Dat ligt gevoelig bij sommige leerlingen, maar dat is geen reden om het onderwerp te weren, wél om het goed voor te bereiden. Als we naar een voorstelling als Q&A gaan kijken van gezelschap Tint (over jongeren en seksualiteit, red.), dan bereiden we dat voor, laten we ze er al eens over nadenken en komen we er op school op terug.

Een – heel goeie – leerkracht die openlijk homoseksueel is, kreeg ooit vliegertje waar een leerling GAY had opgeschreven. Daar hebben we niet alleen een gesprek met die jongen over gehad. Dany heeft erover verteld voor de hele klas: hoe hij zijn geaardheid heeft ontdekt, hoe hij leeft, hoe dat voor hem de reden was om van Limburg naar Brussel te verhuizen. Ook dat hebben we voorbereid, de leerlingen wisten waar het gesprek over zou gaan en welke reacties niet getolereerd zouden worden. Tijdens het gesprek hebben we verschillende leerkrachten – een van hen van Marokkaanse origine – in de klas gezet, als teken dat Dany niet alleen staat. Die omkadering ontbreekt in veel scholen. Zeker als het over seksuele opvoeding gaat, is goede voorbereiding cruciaal. Je kan niet gewoon plots een werkblaadje met een penis onder hun neus duwen.

U hebt zelf ook een lesbische relatie en een kind.

De Ville: Ja, ik ben daar open over op school. Als je zo nauw samenwerkt met jongeren kan je niet anders dan jezelf zijn. Op een vorige school heb ik dat onderwerp eens te abrupt aangepakt. Of beter gezegd: niet aangepakt. Plots was ik afwezig om even later als moeder, zonder zwangerschap terug te keren. Voor de leerlingen was dat verwarrend. Zoiets moet je dus voorbereiden.

Terug naar school

Op 1 september gaat een nieuw schooljaar van start. Hoe staat het ervoor met het onderwijs in Brussel? Je leest het bij BRUZZ.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Onderwijs , Terug naar school